2223 Samentrekking en congruentie AG4

Samentrekking & congruentie 
Het doel van deze les is dat je:
1. een foutieve samentrekking kunt herkennen en dat je hem kunt verbeteren;
2. Dat je fouten met congruentie herkent en kunt verbeteren.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samentrekking & congruentie 
Het doel van deze les is dat je:
1. een foutieve samentrekking kunt herkennen en dat je hem kunt verbeteren;
2. Dat je fouten met congruentie herkent en kunt verbeteren.

Slide 1 - Slide

Een samentrekking
Ik heb de Eiffeltoren gezien en ik heb de Sacre Coeur gezien.
=
Ik heb de Eiffeltoren en de Sacre Coeur gezien.

Slide 2 - Slide

Een foutieve samentrekking:
Wanneer je twee woorden samentrekt die niet dezelfde vorm of functie hebben.

Slide 3 - Slide

Samentrekken kan als woorden:
  1. Dezelfde betekenis hebben:

*Zij blies de ballon op en de kaars uit. 

'Uitblazen' en 'opblazen'. Kan dus niet!

Slide 4 - Slide

Samentrekken kan als woorden:
2. Tot dezelfde werkwoordsvorm behoren:

*Hij heeft een goede baan, maar er ook hard voor gestudeerd.

'heeft' is zww; 'heeft' is hww bij 'gestudeerd'. Kan dus niet!

Slide 5 - Slide

Samentrekken kan als woorden:
3. Hetzelfde getal hebben;

*De tentamens werden teruggegeven, maar één achtergehouden.

'De tentamens' (mv), 'één' (ev). Kan dus niet!
 

Slide 6 - Slide

Samentrekken kan als woorden:
4. Dezelfde grammaticale functie hebben;

*Dat is een film die mij boeide en je niet mag missen.

'die' is onderwerp, daarna lijdend voorwerp. Kan dus niet!


Slide 7 - Slide

Wij hadden een taxi besteld en stond binnen tien minuten voor ons.

Slide 8 - Open question

Die boeken zijn heel slecht en kun je beter niet lezen.

Slide 9 - Open question

Ik heb een mooie carrière en er heel wat aan overgehouden.

Slide 10 - Open question

Congruentie
Zinnen zijn congruent 
als onderwerp en persoonsvorm 
hetzelfde getal hebben.
'Dat meisje is blij om vakantie te hebben'.

Slide 11 - Slide

Incongruentie:
Dat meisje zijn blij om vakantie te hebben.
of:
De groep vakantiegangers zijn met de bus vertrokken.
of:
Het aantal reizigers die met de trein gaan stijgt.

Slide 12 - Slide

Een groep studenten hebben dit evenement georganiseerd.

Slide 13 - Open question

Die school trekt steeds meer studenten, omdat ze een goede naam hebben.

Slide 14 - Open question

De boerderij met de bijgebouwen gingen in vlammen op.

Slide 15 - Open question