oefentoets Erfelijkheid

Wanneer komt het aantal genen in paren voor in een cel?
A
Als het een lichaamscel is
B
Als het een geslachtscel is
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wanneer komt het aantal genen in paren voor in een cel?
A
Als het een lichaamscel is
B
Als het een geslachtscel is

Slide 1 - Quiz

Hoeveel geslachtschromosomen komen er in een huidcel voor?
A
1
B
2
C
23
D
46

Slide 2 - Quiz

De geslachtschromosomen van een man zijn
A
XX
B
XY

Slide 3 - Quiz

Wie bepaalt het geslacht van de baby bij de bevruchting?
A
Man
B
Vrouw

Slide 4 - Quiz

Een een-eiige tweeling heeft ..
A
altijd hetzelfde geslacht
B
soms het zelfde geslacht
C
nooit hetzelfde geslacht

Slide 5 - Quiz

Bram en Joost zijn tweeling.
Kunnen zij een twee-eiige tweeling zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Hoeveel zaadcellen en hoeveel eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een één-eiige tweeling?
A
1 zaadcel, 2 eicellen
B
2 zaadcellen, 1 eicel
C
1 zaadcel, 1 eicel
D
2 zaadcellen, 2 eicellen

Slide 7 - Quiz

Wat is het genotype?
A
Het uiterlijk van een organisme
B
De erfelijke informatie van een organisme

Slide 8 - Quiz

Welk begrip hoort bij de omschrijving 'een deel van een chromosoom met de informatie over 1 eigenschap?'
A
Chromosoom
B
Allel
C
DNA
D
Gen

Slide 9 - Quiz

Hoe heet het als een gen 2x dezelfde variant van een eigenschap draagt?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 10 - Quiz

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 11 - Quiz

Wat is de gencode als een eigenschap homozygoot recessief voorkomt?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 12 - Quiz

Bij een vlokkentest wordt weefsel uit de placenta weggehaald
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Uit wat voor cel zie je hier het chromosomenportret?
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 14 - Quiz


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 15 - Quiz

Manx-katten:
mm: staart
Mm: staartloos
MM: niet geboren
Hoe groot is bij de levend geboren katten in deze kruising de kans op het hebben van een staart?
A
25%
B
33%
C
50%
D
66%

Slide 16 - Quiz

Bij een dier zijn de volgende eigenschappen bekend:
A = krullend haar
a = sluik haar

Bij welke kruising is de kans het grootst op zoveel mogelijk jongen met sluik haar?
A
Aa x aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x Aa

Slide 17 - Quiz

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 18 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 19 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 20 - Quiz

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 21 - Quiz

Is er bij een kruisbestuiving sprake van geslachtelijke voortplanting of van ongeslachtelijke voortplanting?
A
Geslachtelijke Voortplanting
B
Ongeslachtelijke Voortplanting

Slide 22 - Quiz

Voortplanting waarbij slechts één ouder is betrokken is
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Seksuele voortplanting
C
Ongeslachtelijke voortplanting
D
Multidimensionale voortplanting

Slide 23 - Quiz

Bij welk type voortplanting ontstaat altijd een nieuw genotype?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 24 - Quiz

Hoe heet een kankergezwel ook wel
A
tumor
B
mutatie
C
uitzaaiing
D
mutant

Slide 25 - Quiz

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 26 - Quiz

Is bij de toepassing van biotechnologie altijd sprake van genetische modificatie?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 28 - Quiz

Bij een intermediair fenotype komen beide genen van een genenpaar even sterk tot uiting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Bij vlinders komt gedaantewisseling voor. Ze hebben als jong dier een andere lichaamsbouw en leefwijze dan een volwassene.
In de afbeelding zie je een rups en een vlinder, het is hetzelfde dier alleen enkele weken later. De rups is een vlinder geworden.

Hebben de rups en de vlinder in de afbeelding hetzelfde fenotype? En hetzelfde genotype?
A
Alleen hetzelfde fenotype
B
Alleen hetzelfde genotype
C
Zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 30 - Quiz

Frank en Zamira willen graag een kindje. Ze eten niet zo gezond en hebben overgewicht. Is het verstandig om genetisch advies in te winnen om deze reden?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Het gen voor krullend haar is dominant (R), voor sluik haar recessief (r). Een vrouw is homozygoot voor sluik haar en krijgt 4 kinderen met een man met krullen. Kind p is homozygoot voor sluik haar.
Wat is het genotype van de vader?
A
rr
B
Rr
C
RR
D
Dat is niet te zeggen

Slide 32 - Quiz

Een vlieg met een grijs lichaam wordt gekruist met een vlieg met een zwart lichaam. Alle nakomelingen zijn grijs. De vliegen uit de F1 planten zich onderling voort. De F2 bestaat uit 164 vliegen. 122 hiervan zijn grijs en 42 zwart.
Hoeveel van die 122 grijze vliegen uit de F2 zijn homozygoot?
A
Ongeveer 40
B
Ongeveer 60
C
Ongeveer 80
D
Alle 122

Slide 33 - Quiz

Welk proces kan plaatsvinden in een mannelijk lichaam?
A
Proces 1 en 2
B
Proces 2 en 3
C
Proces 1 en 3
D
Alle processen

Slide 34 - Quiz