Les 9 - V3 - el tiempo

Clase de español - V3

Objetivo
Describir el tiempo

1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Clase de español - V3

Objetivo
Describir el tiempo

Slide 1 - Slide

La clase anterior
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Los deberes para hoy
Estudiar muy muy bien!
El perfecto (regelmatig en onregelmatig) - aantekeningen
Estudiar vocabulario 'geografia' p. 57 & 58 S-N en N-S
Herhalen: Vocabulario ''Actividades de verano" S-N & N-S uit de reader p. 61t/m 63
Estudiar vocabulario 'la familia' S-N en N-S p. 64 & 65

Slide 3 - Slide

Practicamos la pronunciación
decir
dicho
hacer
hecho
volver
vuelto
ver
visto
poner
puesto
morir
muerto
escribir
escrito
romper
roto
abrir
abierto

Slide 4 - Slide

Pepe - traduce al holandés
timer
4:00
Versión A
Versión B
1. está nublado
1. hay tormentas
2. el invierno
2. la nieve
3. hace viento
3. el otoño
4. nieva
4. llueve
5. la lluvia
5. hace fresco

Slide 5 - Slide

Pepe - escribe la forma correcta del perfecto
timer
5:00
Versión A
Versión B
1. ver (yo)
1. hacer (tú)
2. comer (nosotros)
2. hablar (ellos)
3. escribir (él)
3. decir (ella)
4. tomar (vosotros)
4. beber (nosotros)
5. bucear (ellos)
5. nadar (vosotros)

Slide 6 - Slide

Corregir ejercicio 23
  1. hemos escuchado
  2. he bailado
  3. han comido / han bebido'
  4. habéis jugado
  5. has visto
  6. ha leído
  7. han ido

Slide 7 - Slide

Hace sol
Hace frío
Hace calor
llueve
Hace viento

Slide 8 - Drag question

Hacer apuntes
cuaderno
bolígrafo

Slide 9 - Slide

Hacer apuntes
  • Mira la lista de vocabulario de 'el tiempo' del reader.
  • Welke werkwoorden worden er gebruikt om het weer te beschrijven?
  • Precies:
  • hacer / estar / hay / llueve / nieva
  • Deze werkwoorden hebben een aparte verleden tijd
  • hacía / estaba / había / llovía / nevaba
Extra
Nu moet je goed leren welk werkwoord je moet gebruiken bij zonnig, bewolkt, onweer etc. Kijk hiervoor in je woordenlijst.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Let goed op!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Practicar un poco más con el tiempo
Reader p. 13 y 14

Ejercicios 1,2 y 3

Slide 20 - Slide

Speel dit spel in de verleden tijd

Slide 21 - Slide

¿Qué tiempo hacía en tus vacaciones de verano?
Schrijf 3 dingen op en gebruik tenminste 2 verschillende werkwoorden

Slide 22 - Mind map

Nu weet ik hoe ik moet vertellen wat voor weer het tijdens mijn vakantie was
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

A trabajar ..
Schrijf de tekst voor jouw photo story op een hlz blad.

Je levert dit blad in aan het einde van de les.

Gebruik de instructie hiernaast.
Klaar met hiernaast? Beschrijf het weer in 6 zinnen!
timer
1:00
perfecto, ser, estar, hay
Klaar?
ejercicios 22 y 23

Slide 24 - Slide

Los deberes
Leren vocabulario el tiempo (s-n) y n-s)
Leren aantekeningen over el tiempo (s-n en n-s)
Leren el perfecto (regelmatig en onregelmatig)
Maken ejercicios 2 y 3 (reader. p. 13 y 14)

Slide 25 - Slide