Een bijwoord van tijd geeft antwoord op de vraag: wanneer, voor hoe lang of hoe vaak? Wij kijken in deze file slechts naar de bijwoorden die antwoord geven op de vraag wanneer.
Bijvoorbeeld: today, tomorrow, yesterday, later, now, Monday, Tuesday,
June, July, August, spring, summer, autumn, winter.
I am going to paint my room today. Ik ga vandaag mijn kamer verven.
I will swap rooms later. Ik ga later wisselen van kamer.