AR1_HaVw_Unit2_Demonstratives

1 / 33
next
Slide 1: Video
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Demonstrative pronouns
After this lesson, you should be able to use the correct demonstrative pronoun and be able to explain why. 

Slide 2 - Slide

Noem de vier demonstrative pronouns uit je boek

Slide 3 - Open question

Dichtbij
Als iets dichtbij je is dan gebruik je:
This of these. 

This = enkelvoud  (dit, deze)
These = meervoud (deze)

Slide 4 - Slide

This gebruik je voor mensen, dieren of dingen in het enkelvoud.
Juist
Onjuist
Sleep mij!

Slide 5 - Drag question

These gebruik je voor mensen, dieren of dingen in het enkelvoud.
Juist
Onjuist
Sleep mij!

Slide 6 - Drag question

Verder weg
Als iets verder weg is dan gebruik je:
That of those. 

That = enkelvoud  (die, dat)
Those = meervoud (die)

Slide 7 - Slide

That gebruik je voor mensen, dieren of dingen in het meervoud die verder weg zijn
Juist
Onjuist
Sleep mij!

Slide 8 - Drag question

Those gebruik je voor mensen, dieren of dingen in het meervoud die verder weg zijn.
Juist
Onjuist
Sleep mij!

Slide 9 - Drag question

Dichtbij
Verder weg
Enkelvoud
This
That
Meervoud
These
Those

Slide 10 - Slide

Kies de juiste demonstrative pronoun:

I like ... jumper over here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste demonstrative pronoun:

Look at ... shoes over there!
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste demonstrative pronoun:

Where did you buy ... skirt you're wearing?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste demonstrative pronoun:

Look at ... horses in the field!
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste demonstrative pronoun:

Hello Nienke, are ... nice dogs yours?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 15 - Quiz

Laten we de woordjes ook nog even oefenen... 

Slide 16 - Slide

Vul de juiste vertaling in:
maandelijks

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
gisteren

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
suit

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
maat

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
sjaal

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
activiteit

Slide 22 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
Vragenlijst

Slide 23 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
to play

Slide 24 - Open question

Vul de juiste vertaling in:
winkelen

Slide 25 - Open question

Dan nu... 
Verder met de Present Simple

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

What do you already know
about the Present simple?

Slide 28 - Mind map

Present Simple
Gebruik bij:
Feiten, permanente situaties, algemene waarheden

Signaalwoorden zijn:
Sometimes, often, usually, always of never

Slide 29 - Slide

Present Simple: Form
I / you / we / they = hele werkwoord
he / she / it = hele werkwoord + -s

Slide 30 - Slide

Present Simple: Questions and negatives
Negatives:
I / you / we / they > do not ...
He / she / it > does not ...

Questions:
Do > I / you / we / they ...
Does > he / she / it ....

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Was deze les leerzaam?
Waarom?

Slide 33 - Mind map