Par 3.3 Energierijke stoffen

3.3 energierijke stoffen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.3 energierijke stoffen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht:
Maak opdr 2 (blz 157)



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 3.3 les 1
- Je kunt beschrijven hoe een plant glucose maakt door fotosynthese.
- Je kunt beschrijven hoe een plant energie vrijmaakt uit glucose door verbranding.
- Je kunt uitleggen welke gassen overdag en 's nachts een blad in en uit gaan.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Fotosynthese
Fotosynthese is het proces waarbij de plant glucose maakt.

Nodig: Zonlicht, water en koolstofdioxide.
Maakt: Glucose en zuurstof.

Glucose bevat energie en is dus een energierijke stof.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Verbranding
Verbranding is het proces waarbij energie wordt vrijgemaakt uit glucose.

Cellen breken glucose af met behulp van zuurstof (energie komt vrij).

Er ontstaan 2 afvalstoffen: Koolstofdioxide en water.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling gedurende de dag
Overdag: fotosynthese en verbranding, er wordt dus CO2 opgenomen en zuurstof afgegeven én opgeslagen.
's Nachts: alleen verbranding, de plant neemt zuurstof op voor de verbranding.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

Extra uitleg; kunnen leerlingen thuis terug kijken.
Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 3.3
Maken: opdracht 1 t/m 13
(7 of hoger: opdr 5, 6, 10, 11, 12) 

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht:
Lezen blz 163, 166, 167




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 3.3 les 2
- Je kunt uitleggen waarvoor planten glucose gebruiken.
- Je kunt de eetbare delen van een plant noemen.
- Je kunt 3 soorten korrels beschrijven die in plantencellen voorkomen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Functie van glucose voor de plant
Van glucose icm andere voedingsstoffen maakt de plant: 

1. zetmeel en suiker = reservevoedsel, wordt opgeslagen in de wortels, knollen, bollen en zaden 
2. vetten = reservevoedsel, wordt opgeslagen in zaden
3. eiwitten en cellulose = bouwstoffen
4. vitaminen = beschermende stoffen
Leer bron 4 op blz. 163!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opslag van reservestoffen
Reservestoffen worden vaak opgeslagen in de wortels

Bij sommige planten in:
- knol: verdikte wortel/ondergrondse stengel
- bol: dikke bladeren (rokken)

Ook in de zaadlobben van zaden!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Soorten korrels
Bladgroenkorrels: hierin vindt fotosynthese plaats, geven plantendelen een groene kleur.
Kleurstofkorrels: geven vruchten hun kleur, bevatten rode, oranje of gele kleurstoffen.
Zetmeelkorrels: kleurloze korrels waarin zetmeel wordt opgeslagen.

Ene type korrel kan overgaan in ander type (bijvoorbeeld van bladgroen naar kleurstof)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 3.3
Maken: opdracht 14 t/m 26 
(7 of hoger: opdr 15, 18, 19, 21, 25)

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Planten zonder bladgroen
Planten zonder bladgroen kunnen zelf geen voedingsstoffen maken.

De klavervreter (parasiet) haalt zijn voedingsstoffen uit andere planten (gastheer), namelijk de klavers in zijn omgeving.
Extra

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

voorjaarsbloeiers
Klimplanten
wortelrozetten
woestijnplanten
bloeien voordat er bladeren aan de bomen komen
zorgen ervoor dat de planten genoeg ruimte voor zichzelf hebben, zodat hij genoeg mineralen en water tot zijn beschikking heeft. 
groeit langs de boomstam richting het licht.
hebben aanpassingen om waterverlies tegen te gaan. (bijna geen bladeren, dikke waslaag, of een dikke bladeren 

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Wat is c? Waar vervoert het stoffen naartoe?
A
houtvat, omhoog
B
bastvat, omhoog
C
houtvat, naar beneden
D
bastvat, naar beneden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat levert de energie voor fotosynthese?
en
Wat zijn de fabriekjes voor fotosynthese?
A
zonlicht levert de energie en bladgroenkorrels zijn de fabriekjes
B
glucose levert de energie en bladgroenkorrels zijn de fabriekjes
C
glucose levert de energie en de de celkernen zijn de fabriekjes
D
zonlicht levert de energie en de celkernen zijn de fabriekjes

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


Wat is NIET waar over fotosynthese?
A
Dit vindt plaats bij sommige dieren en alle planten
B
Dit vindt plaats in groene planten
C
Dit vindt plaats in de bladgroenkorrels
D
Hierdoor maakt de plant zijn eigen voedsel

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je NIET nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
mineralen
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = water + zuurstof
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
alleen glucose
B
glucose en koolstofdioxide
C
glucose en zuurstof
D
water, koolstofdioxide en glucose

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Huidmondjes zijn nodig voor ...
A
gaswisseling
B
verdamping
C
mooie bladeren
D
gaswisseling en verdamping

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Als een tomaat rijp wordt, welke verandering vindt dan plaats?
A
Zetmeelkorrels worden kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels worden zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels worden bladgroenkorrels
D
Bladgroenkorrels worden kleurstofkorrels

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions