In de onderbouw kon je scheikunde‐opgaven vaak direct beantwoorden vanuit je geheugen. In de bovenbouw lukt dat vaak niet meer. Je komt moeilijker tot een goed antwoord, omdat er niet alleen een beroep gedaan
wordt op je geheugen, maar ook op je denkkracht. En je moet wat je denkt goed kunnen formuleren.
Met andere woorden: er wordt een redenering van je gevraagd.
Slide 3 - Slide
Belang van goed redeneren
In examens scheikunde speelt taal een grote rol. Tot wel 45% van de vragen zijn beredeneer/leg uit vragen!
Leerlingen verliezen veel punten op toetsen en examens omdat ze vragen vaag of onvolledig beantwoorden.
Slide 4 - Slide
antwoorden van leerlingen (1/3)
Leg uit wat een residu is.
Een leerling antwoordt: Als je bijvoorbeeld iets destilleert, en je krijgt er iets uit dan blijft er iets over en dat is het residu.
Slide 5 - Slide
antwoorden van leerlingen (2/3)
Leg uit wat een emulsie is.
Hint: voorbeeld olie en azijn
Een leerling antwoordt: Dat is een stof op een stof.
Slide 6 - Slide
antwoorden van leerlingen (3/3)
Leg uit waarom je lithium niet in water moet doen.
Leerling: Anders gaan ze met elkaar reageren.
Slide 7 - Slide
Vraagformulering
Vraagformuleringen die om een vorm van redeneren vragen:
Geef het verschil aan tussen... Formuleer je antwoord in één of meer volledige zinnen.
Leg uit waarom...
Leg uit of...
Beredeneer...
Slide 8 - Slide
Beoordeling uitleg
Als docent weet je wel ongeveer wat de leerling bedoelt, maar het is niet begrijpelijk en/of specifiek genoeg opgeschreven...
Slide 9 - Slide
Nette formulering/taalgebruik
basis: Zin start met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Voor een net geformuleerd antwoord in correct Nederlands:
- De belangrijkste woorden uit de vraag moeten in het antwoord genoemd zijn (vraag herhalen).
- De zin mag geen foute verwijzing bevatten (verwijswoorden zonder een duidelijke betekenis).
- De zin moet netjes geformuleerd zijn (geen kromme of onvolledige zinnen).
- De vaktermen die in de vraag staan moeten correct geschreven zijn in het antwoord.
Slide 10 - Slide
Leren redeneren
Systematische ProbleemAanpak (SPA)
Slide 11 - Slide
Voorbeeld redenering
Gassen bestaan uit kleine deeltjes. Tussen deze deeltjes zit veel lege ruimte. De deeltjes van twee gassen hebben dus veel ruimte om tussen elkaar door te kunnen bewegen. Twee gassen mengen dus goed.
Slide 12 - Slide
Redeneringen in opgaven
verschillende hoofdtypen:
C. Waar leidt dit toe? We zoeken de conclusie.
D. Waar is dit op gebaseerd? We zoeken de data.
V. Hoe komen we erbij? We zoeken de verbinding.
Slide 13 - Slide
Verbindings- of scharnierwoorden
Dat zijn woorden als omdat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen.
Data: Dit en dit geldt.
Verbinding: Daardoor....
Conclusie: Dus..... of Daarom....
Slide 14 - Slide
Oefening scharnierwoorden
Slide 15 - Slide
wordt vervolgd...
Volgende week gaan jullie oefenen met redeneren via SPA, tenzij jullie iets geheel anders blijken te verwachten van deze module versterkende flexlessen
Slide 16 - Slide
Korte vragenlijst t.b.v. afstemmming vraag en aanbod
Lesson duration is: 25 min
