Zo schrijf je het voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:
- strijken → Rick heeft zijn overhemd zelf gestreken.
- vinden → Yassin heeft die tas vorige week gevonden.
- Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t:
- fietsen → De wielrenner heeft heel snel gefietst.
- tekenen → Joep heeft de wielrenner getekend.
- Als je twijfelt tussen -d of -t, gebruik je de verlengproef: verleng het woord met -e:
- Kim werd gebel… door de krant. Bij de verlengproef hoor je gebelde, dus je schrijft gebeld.
- Als je niet goed kunt horen of het -d of -t moet zijn, gebruik je ’t ex-fokschaap.
- Neem daarvoor het hele werkwoord (floppen; juichen; reizen).
- Haal er -en van af: flopp-; juich-; reiz-.
- Als de laatste letter nu een t, x, f, k, s, ch of p is (een medeklinker uit ’t ex-fokschaap), dan eindig je het voltooid deelwoord met -t (geflopt; gejuicht). Anders eindig je het voltooid deelwoord met -d (gereisd).