This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Blok 2 Over Taal
2V
Slide 1 - Slide
Planning
- Terugblik
- Doelen
- Samenstelling
- Afleiding
- Vooruitblik
Slide 2 - Slide
Terugblik
Zinsontleding (pv t/m bwb)
Bijstelling
Woordsoortbenoeming (znw t/m wederkerig. vnw)
Voornaamwoorden
Werkwoordspelling
Zinnen met 2 onderwerpen + 2 persoonsvormen
Werkwoorden uit het Engels
Slide 3 - Slide
Terugblik (2)
8. Bijvoeglijk naamwoord
9. Hoofdletters
10. Woordenschat
Slide 4 - Slide
Wat is de bijstelling in de volgende zin? De heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude, leidde het onderzoek.
A
De heer Pietersen
B
een deskundige op het gebied van belasingfraude.
C
het onderzoek
Slide 5 - Quiz
Staan de hoofdletters goed in de onderstaande zin? De Heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude, leidde het onderzoek.
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Welke woorden moeten met een hoofdletter? de heer pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude, leidde het onderzoek. Zet een / tussen de woorden als het er meerdere zijn.
Slide 7 - Open question
Is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven? De heer Pietersen leidt het onderzoek met een ijzeren vuist.
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
Zijn de werkwoorden in de onderstaande zin goed geschreven? Zoals ik u aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling.
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Benoem de persoonsvorm(en) in de onderstaande zin? Zoals ik u aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling. Zet een / tussen de woorden als het er meerdere zijn.
Slide 10 - Open question
Benoem het/de onderwerp(en) in de onderstaande zin? Zoals ik u aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling. Zet een / tussen de woorden als het er meerdere zijn.
Slide 11 - Open question
Wat voor voornaamwoord is ik in deze zin? Zoals ik u aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling.
A
Bezittelijk
B
Persoonlijk
C
Wederkerend
D
Aanwijzend
Slide 12 - Quiz
Wat voor voornaamwoord is uw in deze zin? Zoals ik u aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling.
A
Bezittelijk
B
Persoonlijk
C
Wederkerend
D
Aanwijzend
Slide 13 - Quiz
Wat voor voornaamwoord is iets in deze zin? Zoals ik je aan de telefoon zei, ontvang je morgen iets in de post.
A
Bezittelijk
B
Persoonlijk
C
Onbepaald
D
Aanwijzend
Slide 14 - Quiz
Wat betekent ogenschijnlijk?
A
Zoals het lijkt, maar waarschijnlijk niet is.
B
Blijkbaar
C
Haalbaar, mogelijk
D
Niet kloppend, het kan niet samengaan.
Slide 15 - Quiz
Wat betekent Klaarblijkelijk?
A
Zoals het lijkt, maar waarschijnlijk niet.
B
Blijkbaar
C
Haalbaar, mogelijk.
D
Niet kloppend, het kan niet samengaan.
Slide 16 - Quiz
Doelen
Na het maken van het huiswerk kun je nieuwe voor- en achtervoegels herkennen.
Slide 17 - Slide
Samenstelling
Twee bestaande woorden vormen samen een nieuw woord.
De twee delen kunnen los voorkomen.
Vb. room + ijs = roomijs
lange + termijn + planning = langetermijnplanning
Slide 18 - Slide
Afleiding
Een grondwoord met een voor- of achtervoegsel.
Niet alle delen kun los voorkomen.
Vb. beleefd + heid = beleefdheid
her + ontdekken = herontdekken
af + vallen = afvallen
Slide 19 - Slide
Verschillende afleidingen
Verkleinwoorden: bloempje
Meervouden: bloemen
Werkwoordsvervoegingen
Slide 20 - Slide
Achtervoegsels voorbeelden
ing (verplaatsing) achtig (krampachtig)
pje (bloempje) je (kindje)
halve (derhalve) ig (schuldig)
zaam (eenzaam) heid (hoogheid)
loos (hopeloos) elijk (schappelijk)
Slide 21 - Slide
Voorvoegsels voorbeelden
On (onschuld)
Ver (vergissen)
Her (herhalen)
Wan (wandaad)
Slide 22 - Slide
Wat is landelijk?
A
Samenstelling
B
Afleiding
Slide 23 - Quiz
Wat is boekenkast?
A
Samenstelling
B
Afleiding
Slide 24 - Quiz
Wat is onophoudelijk?
A
Samenstelling
B
Afleiding
Slide 25 - Quiz
Welke voor- en achtervoegsel(s) zitten er in het woord: onschuldig. Zet een er / tussen als het er meerdere zijn.
Slide 26 - Open question
Welke voor- en achtervoegsel(s) zitten er in het woord: betekenis. Zet een er / tussen als het er meerdere zijn.