GRAMMATICA ZINSDELEN LES 1 - WEEK 21 2022

GRAMMATICA
 ZINSDELEN
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

GRAMMATICA
 ZINSDELEN

Slide 1 - Slide

grammatica
zinsdelen

Slide 2 - Mind map

Lesdoel:
Na de les:

  • weet je weet wat een stappenplan is;
  • weet je wat de verplaatsingsproef is; 
  • kun je zinnen verdelen in zinsdelen;
  • kun je het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 3 - Slide

Stappenplan grammatica zinsdelen


Zinnen ontleed je altijd in een bepaalde volgorde.
Zo'n volgorde noemen we ook wel een "stappenplan"

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.


- TIJDPROEF;

- GETALPROEF;

- VRAAGPROEF.


Alles voor de pv is één zinsdeel!

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Overige werkwoorden

Zoek de overige werkwoorden in een zin.

Zet er een streepje voor en achter.


Wij / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.


De persoonsvorm én de overige werkwoorden uit een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het woordje te erbij:

Vb: Hij | besloot | daarheen | te gaan.


- Soms staat het woordje aan het erbij:

Vb: Mijn vader | was | hard | aan het zingen | in de badkamer.

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar (scheidbaar werkwoord)

Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: de draak steken met iemand, tegen de lamp lopen

Cabaretiers | mogen| graag/ de draak steken| met bekende landelijke politici.

Slide 11 - Slide

Zinsdelen

Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort. 


Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.



Slide 12 - Slide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen dus uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 13 - Slide


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Hij gaf de lastige klus aan zijn slimme collega.
A
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn | slimme collega.
B
Hij gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.
C
Hij | gaf | de lastige klus | aan zijn slimme collega.
D
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.

Slide 14 - Quiz


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


In het ondergondse gangenstelsel zoekt de mol zijn voedsel: wormen.
A
In het ondergrondse gangenstelsel zoekt| de mol| zijn voedsel | wormen.
B
In het ondergrondse | gangenstelsel | zoekt | de mol| zijn voedsel: wormen.
C
In het ondergrondse gangenstelsel | zoekt | de | mol | zijn voedsel: wormen.
D
In het ondergrondse gangenstelsel| zoekt| de mol| zijn voedsel: wormen.

Slide 15 - Quiz

Onderwerp

Degene of datgene wat iets DOET of iets IS in de zin.


VRAAG: WIE (soms: WAT) + PV?


Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.


Een onderwerp begint NOOIT met een voorzetsel (met, in, op, enzovoort)



Slide 16 - Slide

PV?
De eerste schoolweken vlogen voorbij.

Slide 17 - Open question

PV?
Zou u ons werkstuk kunnen nakijken, mevrouw?

Slide 18 - Open question

WG?
Op welke camping zouden jullie deze zomer jullie vakantie willen doorbrengen?

Slide 19 - Open question

WG?
Jessie liet haar vork kletterend op de grond vallen.

Slide 20 - Open question

WG?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 21 - Quiz

WG?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit
C
nodigt vrienden uit

Slide 22 - Quiz

WG?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 23 - Quiz

WG?
Tijdens het verhoor voelden de agenten de arrestant flink aan de tand

Slide 24 - Open question

OW?
De winnaar van de loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 25 - Open question

OW?
Heeft die gymleraar van jullie een nieuw voetbalteam samengesteld?

Slide 26 - Open question

OW?
Zullen wij hun deze som even uitleggen?

Slide 27 - Open question

OW?
Welke kapper heeft voor haar al die kraaltjes in haar haar gevlochten?

Slide 28 - Open question

Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt? 



Ja/nee/gedeeltelijk, want ...
Lesdoel:

Na de les:


  • weet je weet wat een stappenplan is;
  • weet je wat de verplaatsingsproef is;
  • kun je zinnen verdelen in zinsdelen;
  • kun je het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 29 - Slide

Aan de slag!

Slide 30 - Slide