m 1 hs 4 bs 3 en 4

Welkom pm1c!
Weer een nieuwe les biologie!
Pak alvast je spullen: boek b (!!), etui, schrift
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom pm1c!
Weer een nieuwe les biologie!
Pak alvast je spullen: boek b (!!), etui, schrift

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom allemaal!

Weer een nieuwe les 
biologie!

Pak alvast je boek,
schrift en etui

Slide 2 - Slide

Lesopening: Aandacht vangen, zorgen dat ze alles op tafel krijgen
Wat gaan we doen?
Terugblik bs 1 en 2
Uitleg bs 3
Aan het werk!
Skelet oefenen
Pauze
Lesdoel behaald?
Uitleg bs 4
Aan het werk!
Lesdoel behaald?

Slide 3 - Slide

Eerste keer dat ze een blokuur hebben voor biologie. Het is dus nog even zoeken naar wat voor hen en mij prettig is. Er kan dus wat tegenspraak zijn
Lesdoelen eerste uur
Je hebt de stof van voor
de vakantie weer in je hoofd

Je kan benoemen hoe botten 
aan elkaar vast zitten

Je kan beschrijven hoe een 
gewricht eruit ziet en welke 
gewrichten er zijn

Slide 4 - Slide

De lesdoelen voor het eerste uur. Volgen de lesdoelen in het boek
Terugblik
Welke functies had het
skelet ook alweer?

Wat zat er vooral in botten 
en wat in kraakbeen?

Welke stof neemt af als je ouder wordt?

Slide 5 - Slide

Je mag zelf bepalen of je ze het eerst op wil laten schrijven en daarna wil laten delen of dat je het klassikaal vraagt of welke manier dan ook

Antwoord functies skelet: Stevigheid (het skelet houdt ons omhoog, zonder zouden we een pudding op de grond zijn), bescherming (het skelet beschermt het hart en de hersenen), beweging (het skelet is een plek waar spieren aanhechten waardoor we kunnen bewegen) en vorm (hoe we eruit zien wordt grotendeels bepaald door het skelet)

Antwoord tweede vraag: In botten zit veel kalk, dit maakt botten sterk en stevig. In kraakbeen zit veel lijmstof, dit maakt kraakbeen buigzaam.

Antwoord derde vraag: Lijmstof neemt af als je ouder wordt. Hierdoor worden botten breekbaarder (een beetje lijmstof is nodig om de kalk aan elkaar te houden en de botten stevig te houden)
Uitleg basisstof 3
Botten zitten aan elkaar vast

Zonder beweging:
-vergroeid (helemaal
aan elkaar)
-naden (vast maar met
een lijntje)

Slide 6 - Slide

De uitleg van basisstof 3: beenverbindingen (blz 21 boek b)

Er zijn vier verbindingen van botten, dus hoe botten aan elkaar vastzitten. Twee hiervan kunnen niet bewegen: als ze vergroeid zijn en als ze met naden aan elkaar zitten.

Als botten vergroeid zijn betekent dat dat ze helemaal aan elkaar vastzitten en dat je geen plekken meer kan zien waar ze aan elkaar vastzitten. Het lijkt dus haast 1 bot. Hierbij hoort het bovenste plaatje. Wie kan vertellen welk bot dit was? Het is het heiligbeen (zit aan de onderkant van de wervelkolom). Het heiligbeen zijn meerdere wervels die helemaal aan elkaar gegroeid zijn.

De tweede optie waarbij de botten niet kunnen bewegen is als de botten met naden aan elkaar zitten. Dit gebeurt bij botten die nog niet aan elkaar zitten als je wordt geboren maar die wel samen moeten groeien als je ouder wordt. Kijk bijvoorbeeld maar naar de schedel van een baby. Daar zitten allemaal gaten in. Die noemen we fontanellen. Waarom zou dit handig zijn? Deze gaten zorgen ervoor dat je schedel een beetje indeukt als je geboren wordt zodat je door de kleine opening kan. Als je ouder wordt wil je juist dat je schedel heel sterk is om je hersenen te beschermen. De botten moeten dus samengroeien en als ze dit doen laten ze kleine lijntjes achter waar vroeger de gaten zaten, maar de botten kunnen niet meer bewegen

Uitleg basisstof 3
Met beweging:
-kraakbeen (tussen
bijvoorbeeld de wervels
en tussen je ribbenkast)
-gewrichten (bijvoorbeeld
je knie, elleboog, schouder
etc.)

Slide 7 - Slide

Er zijn ook botten die aan elkaar vastzitten maar wel kunnen bewegen.

Een hiervan hebben we voor de vakantie al gezien, namelijk kraakbeen. Kraakbeen kan goed buigen en kan daarom gebruikt worden om botten aan elkaar vast te maken terwijl ze wel kunnen bewegen. Waarom moesten de ribben ook alweer kunnen bewegen? Om te kunnen ademen, als je ademt moet je borstkas namelijk omhoog komen en weer naar beneden gaan

Gewrichten hebben we nog niet eerder gezien maar misschien heb je dat woord al wel eerder gehoord. We hebben namelijk heel veel gewrichten in ons lichaam.  Bij gewrichten heb je een ronde kant, de gewrichtskogel, en een kommetje waar deze inpast, de gewrichtskom. Tussen deze botten zit een klein beetje kraakbeen en wat vloeistof, dat heet gewrichtssmeer. Hierdoor kunnen de botten over elkaar bewegen zonder te schuren en dat het pijn doet. Om de botten bij elkaar te houden hebben we gewrichtskapsels en sterke banden, kapselbanden, die de botten aan elkaar vastmaken. Zo kunnen de botten wel bewegen maar gaan ze niet los. Hoeveel ze kunnen bewegen ligt aan de soort gewricht.
Uitleg basisstof 3
Soorten gewrichten:
-Kogelgewricht 
(overal heen)
-Rolgewricht (havo)
(draait om elkaar)
-Scharniergewricht 
(1 richting heen en weer)

Slide 8 - Slide

We hebben drie soorten gewrichten (eigenlijk meer maar op mavo/havo hoeven ze maar drie soorten te weten).

Een kogelgewricht kan alle kanten op bewegen. Je schouder is een voorbeeld van een kogelgewricht. Weet je er nog een? Je heupgewricht is ook een kogelgewricht

Een scharniergewricht kan alleen maar heen en weer in 1 richting. Je vingerkootjes zijn hier een voorbeeld van. Ken je nog een scharniergewricht? Bijvoorbeeld je knie, je elleboog, je teenkootjes

Voor de havo leerlingen is er een extra gewricht dat jullie moeten weten. Een rolgewricht. We hebben in ons lichaam 1 rolgewricht, namelijk bij je ellepijp en spaakbeen. Je ellepijp kan om je spaakbeen draaien. Hierdoor kan je je hand makkelijk omdraaien (palm boven of juist handrug). 
Aan het werk!
Blz. 24
Mavo: 1-4, 6-8
Havo: 1-3, 5-7

Klaar: Probeer de 
samenhang of oefen 
de botten op blz. 9

Slide 9 - Slide

De leerlingen kunnen in hun boek aan de slag of als ze deze vergeten zijn op hun laptop -> somtoday dan leermiddelen dan biologie en op het linkje klikken

Hoe je het werken in wil richten mag je zelf weten, ze zijn gewend om eerst even stil te werken en dat ik dan rondloop of aan de slag te gaan en hun vinger op te steken

De leerlingen kunnen als ze klaar zijn aan de slag met de samenhang (verdiepend en verbredend) of kunnen ze botten gaan leren (deze staan op blz. 9)
Skelet leren

Blooket skelet!!

Pak je laptop en log 
met je eigen naam in

Slide 10 - Slide

https://dashboard.blooket.com/set/661fc54937f06dc3c11cd018 

Link naar de blooket of zoek op blooket naar "skelet leren" 

Slide 11 - Slide

Korte pauze van 5 minuten
Welkom terug!
Denk alvast na over de antwoorden!!!

Welke vier soorten
verbindingen hebben
we in het lichaam?

Welke twee/drie soorten
gewrichten hebben
we in het lichaam?

Slide 12 - Slide

Herhaling van de eerste les. Ook hier mag je zelf bepalen hoe je wil herhalen met leerlingen: denken, delen, uitwisselen of klassikaal of iets anders. Als ze terugkomen kunnen ze gelijk nadenken over de vragen en deze alvast voor zichzelf beantwoorden

Antwoorden: De vier soorten verbindingen zijn: vergroeid, met naden, met kraakbeen en met gewrichten

De twee soorten gewrichten zijn een kogelgewricht (die gaat overal heen) en een scharniergewricht (die gaat een kant op)

De cijfers zijn 1: gewrichtskogel, 2: kapselband, 3: gewrichtskapsel, 4: kraakbeen, 5: gewrichtssmeer en 6: gewrichtskom
Wat gaan we doen (uur twee)?
Intro

Uitleg

Aan het werk!

Lesdoel behaald?

Slide 13 - Slide

Bekende lesstructuur volgens het directe instructiemodel, tweede uur vrijwel dezelfde opbouw als het eerste uur met kleine veranderingen
Lesdoelen


Je kan beschrijven
hoe spieren werken

Slide 14 - Slide

Vandaag gaan we leren over de spieren. Aan het einde van de les kunnen jullie beschrijven hoe spieren werken in je lichaam

Slide 15 - Video

Video waar spierkracht centraal staat. Gebruiken om aandacht te wekken en leerlingen te activeren

Vandaag gaan we het hebben over spieren en in het filmpje zagen we mensen die hun spieren gebruiken om een trein te bewegen. Sommige mensen nemen dat heel serieus en trainen er lang voor en anderen gaan daar wat losser mee om. Wie van jullie traint vaak zijn spieren? Heb je ook een idee welke spieren je traint (vaak dijbeenspieren of armspieren)? Je zag ook dat sommige mensen zich goed opwarmden. Waarom deden ze dat? Heeft iemand wel eens een blessure gehad? 
Uitleg basisstof 4
Spieren bewegen je skelet 
en daarmee je lichaam

Alle spieren bij elkaar
noem je het spierstelsel

Spieren zitten overal, bijvoorbeeld 
je hart, in je maag en in je huid ->
orgaanspieren bewegen onbewust

Slide 16 - Slide

Spieren zorgen ervoor dat we kunnen bewegen, botten zelf kunnen namelijk niet bewegen. Spieren hebben vaak bijna dezelfde naam als de botten waar ze aan vastzitten. De kuitspier zit bijvoorbeeld aan het kuitbeen.

Spieren zitten door je hele lichaam. Je hart is bijvoorbeeld ook een spier. Daarnaast zitten er ook spieren in je organen, bijvoorbeeld in je maag en in je huid. De spieren in je organen noem je orgaanspieren. Deze beweeg je onbewust, dus zonder dat je erover nadenkt. Alle spieren bij elkaar noemen het spierstelsel
Uitleg basisstof 4
Spieren zitten aan je bot 
vast met pezen op de 
aanhechtingsplaats

Antagonistisch paar =
strekspier en buigspier
die tegengesteld werken

Slide 17 - Slide

Op plaatjes zie je altijd een stukje wit waar de spier vastzit aan het bot. Dit witte stukje noemen we een pees. Pezen zijn heel stevig en zorgen ervoor dat je spier niet zomaar losgaat. De plek waar de spier vastzit aan het bot noemen we de aanhechtingsplaats.

Spieren worden kleiner en dikker als je ze aanspant. Hierdoor trekken ze de botten dichterbij elkaar. Als je je arm wil buigen dan spant de armbuigspier zich aan en wordt hij kleiner. Hierdoor tilt hij je arm op en buig je je arm. Het probleem is alleen dat deze spier je arm niet ook kan strekken. Als de spier ontspant valt hij een klein beetje terug maar hij krijgt je arm niet helemaal recht. Je lichaam heeft daarom een tweede spier nodig, de armstrekspier. Deze spier zit aan de achterkant van je arm en trekt je onderarm naar achter. Hierdoor strekt je arm zich. Deze twee spieren werken tegengesteld om je arm te kunnen buigen of strekken. Als de ene aangespannen is, is de andere ontspannen. Zo'n paar spieren noem je een antagonistisch paar en daar heb je best veel van. Denk bijvoorbeeld aan je bovenbeenspieren en je onderbeenspieren
Aan het werk!
Blz. 31
Mavo: 1-3, 5-8
Havo: 1-3, 5-9

Klaar: maak de samenhang 
of leer alvast de botten op 
blz. 9

Slide 18 - Slide

De leerlingen kunnen in hun boek aan de slag of als ze deze vergeten zijn op hun laptop -> somtoday dan leermiddelen dan biologie en op het linkje klikken
Hoe je het werken in wil richten mag je zelf weten, ze zijn gewend om eerst even stil te werken en dat ik dan rondloop of aan de slag te gaan en hun vinger op te steken

De leerlingen kunnen als ze klaar zijn aan de slag met de samenhang (verdiepend en verbredend) of kunnen ze botten gaan leren (deze staan op blz. 9)
Lesdoel behaald?
Welke spier is de antagonist van de kuitspier en waarom?

A. De voorste dijbeenspier
B. De voorste scheenbeenspier
C. De armstrekspier
D. De hielspier

Slide 19 - Slide

Korte vraag waarin leerlingen kunnen laten zien of ze het weten. Je mag zelf bedenken hoe je hem wilt stellen. Ik zou hem met vingers laten doen. Dus ze moeten de hoeveelheid vingers opsteken van het antwoord dat zij denken dat goed is (A = 1, B = 2, C = 3, D = 4) en dan random een aantal vragen waarom ze dat denken

Het goede antwoord is B de voorste scheenbeenspier. Waarom? De voorste scheenbeenspier zit aan de andere kant van je onderbeen ten opzichte van de kuitspier. Hierdoor werken ze op hetzelfde gewricht (je enkel) en kunnen ze samen ervoor zorgen dat je voet op en neer gaat. Je kuitspier trekt je enkel omhoog waardoor je voet naar beneden gaat. Je voorste scheenbeenspier trekt je voet omhoog waardoor je enkel naar beneden gaat