Spelling herh. H2+5 en H6 les 1 - 2M1

ma. 30 nov. - 2m1 - 5e uur
Lesdoel: aan het einde van de les weet je nog beter hoe je hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden moet gebruiken. Ook weet je hoe je zelfstandig naamwoorden (zn) op de juiste manier in het meervoud zet.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ma. 30 nov. - 2m1 - 5e uur
Lesdoel: aan het einde van de les weet je nog beter hoe je hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden moet gebruiken. Ook weet je hoe je zelfstandig naamwoorden (zn) op de juiste manier in het meervoud zet.

Slide 1 - Slide

ma. 30 nov. - 2m1 - 5e uur
  • Herhalen spelling H2 & H5 met Quizlet en quizvragen in Lessonup.
  • Uitleg spelling H6: meervoud op -en, -s, ën en -n
  • Oefenen met meervoudsvorming

Slide 2 - Slide

Hoofdletters en leestekens
oefenen met Quizlet

Slide 3 - Slide

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een stomme toets.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist:
parapluutje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Juist of onjuist:
wc-tje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Juist of onjuist:
A4'tje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist:
cola'tje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist:
bikini'tje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Juist of onjuist:
scheepje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist:
babietje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist:
pyjamaatje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist:
mavootje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Juist of onjuist:
pony'tje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:
jongentje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Juist of onjuist:
bloempje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Meervoudsvorming
  • op -en --> stoel - stoelen
  • op  -s --> tafel - tafels
  • op -ën --> knie - knieën
  • op -n --> bacterie - bacteriën

Slide 18 - Slide

Zo maak je meervoud op -en
  • Meestal hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:
  • --> bord - borden; snoer - snoeren
  •  Soms moet je de laatste letter verdubbelen + -en erachter zetten:
  • --> tak - takken; bril - brillen
  • Soms moet je een klinker (a, e, o of u) weghalen + -en erachter zetten:
  • --> schaal - schalen; steen - stenen
  • Soms moet je van een f een v maken + -en erachter zetten:
  • --> graf - graven; kloof - kloven
  • Soms moet je van een s een z maken + -en erachter zetten:
  • --> muis - muizen; vaas - vazen

Slide 19 - Slide

Zo maak je meervoud op -s
  • Meestal hoef je er alleen maar een -s achter te zetten:
  • --> garage - garages; telefoon - telefoons

  • Bij woorden die eindigen op een -a, -o, -u, -i of -y moet je een apostrof '  voor de -s schrijven:
  • --> auto - auto's; paraplu - paraplu's; baby - baby's

Slide 20 - Slide

Zo schrijf je het mv van woorden die eindigen op -ie of -ee:

  • Als het ev eindigt op -ee, maak je met mv met -ën
  • --> zee - zeeën

  • Als het ev eindigt op -ie, maak je het mv met -ën als de klemtoon op de -ie valt, anders met -n:
  • --> melodie - melodieën; bacterie - bacteriën 

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdr. 1 + 2 blz. 163 = huiswerk voor morgen (di. 1/12)

Werk alleen.
Werk in stilte.
Heb  je een vraag? Steek je vinger op.

Slide 22 - Slide