Montag, den 31. Januar

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wie sagt man auf Deutsch: de jurk
A
die Kette
B
die Rocke
C
das Kleid
D
das Jurk

Slide 5 - Quiz

Wie sagt man auf Deutsch: de sokken
A
die Socken
B
der Pullover
C
die Schuhen
D
die Rocken

Slide 6 - Quiz

Wie sagt man auf Deutsch: de capuchon
A
die Mutze
B
die Kapuze
C
die Hose
D
der Pullover

Slide 7 - Quiz

Wie sagt man auf Deutsch: de broek
A
die Kette
B
die Ohrringe
C
das Kleid
D
die Hose

Slide 8 - Quiz

Wie sagt man auf Deutsch: de ketting
A
die Brille
B
die Kette
C
das Kleid
D
die Ohrringe

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

De bankrover mag de gevangenis verlaten. Hij staat op vrije voeten
De man kan dringend hulp gebruiken. Het water staat aan zijn lippen. 
Mijn broer werkt graag in de tuin. Hij heeft groene vingers. 
Nina is heel lief. Ze heeft haar hart op de goede plek zitten. 
Voor deze keer zie ik het door de vingers. Ik doe mijn hand voor mijn ogen.
eine Auge zudrücken
Er hat grünen Daumen
das Herz am rechten Fleck haben
auf freiem Fuß leben
Das Wasser steht biz um Hals

Slide 11 - Drag question

Dat moet snel gebeuren. He tmoet hals over kop.
Dat liedje is irritant. Hij blijft in je kop hangen. 
Hij kan van de zenuwen niet meer op zijn benen staan. hij heeft papbenen. 
Hij is het zat. Hij heeft er genoeg van
Ik draai helemaal door. Ik ben verliefd geworden. 
Hals über Kopf passieren
sie hat mir den Kopf verdreht
er hat die Nase voll
Das ist ein Ohrwurm
Pudding in den Beinen haben

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide