Kapitel 2, Lektion 3

Lernziele (A1)
Je kunt zeggen of je iets wel of niet leuk vind
Je kunt om dingen vragen 
Je kunt iets of iemand beschrijven
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lernziele (A1)
Je kunt zeggen of je iets wel of niet leuk vind
Je kunt om dingen vragen 
Je kunt iets of iemand beschrijven

Slide 1 - Slide

Timo möchte als Geschenk für Sara einen Schal ____
A
brauchen
B
wählen

Slide 2 - Quiz

Sie bekommen diese Woche fünfzig Prozent ______
A
Angebot
B
Rabatt

Slide 3 - Quiz

Diese Hose kostet _____ fünf Euro
A
nur
B
sogar

Slide 4 - Quiz

Ich will, dass du das _____ aufräumst!
A
fast
B
sofort

Slide 5 - Quiz

Dieses ________ ist sehr interessant!
A
Angebot
B
Taschengeld

Slide 6 - Quiz

Sieh dir das Bildwörterbuch an. Beantworte die Fragen. 
 
Beispiel:  Welche Farbe hat die Bluse?      Sie ist gelb.

Slide 7 - Slide

Welche Farbe hat das T-shirt?

Slide 8 - Open question

Welche Farbe haben die Turnschuhe?

Slide 9 - Open question

Welche Farbe hat der Rock?

Slide 10 - Open question

Welche Farbe hat die Jeans?

Slide 11 - Open question

Welche Farbe hat die Mütze?

Slide 12 - Open question

Lese den Text Im Kaufhaus. Wie sagt man das auf Deutsch? Benutze den Text. 

Slide 13 - Slide

We kijken allen even rond.

Slide 14 - Open question

Hoe vind je dit overhemd?

Slide 15 - Open question

Ik vind de kleur niet zo mooi.

Slide 16 - Open question

Kan ik dit overhemd even passen?

Slide 17 - Open question

Het is een beetje te krap, geloof ik.

Slide 18 - Open question

Heeft u het overhemd een maat groter?

Slide 19 - Open question

Kan ik pinnen?

Slide 20 - Open question

Kan ik het overhemd ruilen?

Slide 21 - Open question

Lies den Text Mode und Taschengeld. Welche Aussage passt zu wem? Wähle. 

Slide 22 - Slide

Ik maak zelf ook kleding.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 23 - Quiz

Mode vind ik niet interessant.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 24 - Quiz

Mijn ouders betalen mijn kleding.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 25 - Quiz

Mijn kleding is helemaal uniek.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 26 - Quiz

Ik vind kleding erg belangrijk.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 27 - Quiz

Ik heb een bijbaantje.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 28 - Quiz

Ik vind merkkleding veel te duur.
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 29 - Quiz

Op school is merkkleding niet belangrijk
A
Käthe
B
Philipp
C
Chang
D
Emine

Slide 30 - Quiz

Wie sagt man das auf Deutsch? Benutze den Text Mode und Taschengeld und Lektion 3

Slide 31 - Slide

Wat heb jij vandaag aan?

Slide 32 - Open question

Ik koop graag merkkleding.

Slide 33 - Open question

Mijn trui is donkerblauw.

Slide 34 - Open question

Ik geef veel geld aan kleren uit.

Slide 35 - Open question

De jas is een beetje te krap.

Slide 36 - Open question

Het T-shirt is te groot.

Slide 37 - Open question

Vandaag draag ik bijvoorbeeld een spijkerbroek.

Slide 38 - Open question