Voltooid deelwoord (Ik
heb gesport)
Infinitief (Ik zal het haar zeggen)
te+ infinitief (Ik probeer je te bereiken)
Aan het + infinitief (Ik was net aan het hardlopen)
Deel van splitsbaar samengesteld werkwoord (Hij belde me op)
Vormen van 'zich' (Ik heb me verslapen)