HV1 Spreekwoorden en uitdrukkingen

Spreekwoorden, uitdrukkingen en vergelijkingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spreekwoorden, uitdrukkingen en vergelijkingen

Slide 1 - Slide

Afspraken
1. Eigen namen met 1 emoji
2. Geef gewone antwoorden
3. Open vragen: korte antwoorden
4. Hou het leuk 

Slide 2 - Slide

Bij letterlijk taalgebruik zeg je met beelden wat je bedoelt.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking?

Slide 4 - Open question

Welke uitdrukking past bij een cliché?
A
brutaal als de beul
B
te pas en te onpas
C
praten als Brugman
D
slap als een vaatdoek

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen een spreekwoord en een vergelijking?

Slide 6 - Open question

Je koopt iets voor een appel en een ....
A
pannenkoek
B
ei
C
cent
D
banaan

Slide 7 - Quiz

Toen zijn mobiel werd gestolen, schreeuwde hij ... en brand!
A
verderf
B
ellende
C
moord
D
politie

Slide 8 - Quiz

Ze kletsen gezellig over onbelangrijke dingen:
A
over spek en bonen
B
over schaapjes en lammetjes
C
over geuren en kleuren
D
over koetjes en kalfjes

Slide 9 - Quiz

Welke uitdrukking gebruik je bij een makkelijk klusje?
A
fluitje van een cent!
B
boven mijn pet!
C
makkie voor mijn pakkie!
D
op een blauwe maandag!

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: ik kan er geen touw aan vastknopen!

Slide 11 - Open question

Wat betekent: water naar de zee dragen?

Slide 12 - Open question

Maak de zin af: Beter een goede buur
A
dan een trotse pauw
B
dan een lege dop
C
dan een verre neef
D
dan een verre vriend

Slide 13 - Quiz

Wat betekent: Je moet de dag niet prijzen voor het avond is?

Slide 14 - Open question

Wat maakt honger zoet?
A
eieren
B
spek en bonen
C
rauwe bonen
D
kaas

Slide 15 - Quiz

Is dit een spreekwoord of een uitdrukking:
Wie het eerst komt, het eerst maalt.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 16 - Quiz

Is dit een spreekwoord of een uitdrukking:
Ze laat ook alles in de soep lopen.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 17 - Quiz

Wat past bij: hij is met mooie cijfers geslaagd!
A
met geuren en kleuren
B
moord en band
C
vlag en wimpel
D
te pas en te onpas

Slide 18 - Quiz

Wat doe je als je een knoop doorhakt?

Slide 19 - Open question

Wat doe je als je je hoofd in het zand steekt?

Slide 20 - Open question

Zo klaar als een...
A
mondje
B
klontje
C
kontje
D
lontje

Slide 21 - Quiz

Waaraan herken je een vergelijking?

Slide 22 - Open question

Zo doof als een...
A
kwartel
B
kip
C
hoentje
D
pauw

Slide 23 - Quiz

Zo arm als..
A
Henk
B
Methusalem
C
Job
D
Brugman

Slide 24 - Quiz

Gillen als...
A
een dik varken
B
een otter
C
een ezel
D
een mager speenvarken

Slide 25 - Quiz

Zo slim als....
A
een vos
B
je moedâh
C
een pauw
D
hond

Slide 26 - Quiz

dit wil ik nog vragen over de spreekwoorden en uitdrukkingen

Slide 27 - Mind map