Woorden 5.5 Talent klas 2

Woorden 5.5 Talent klas 2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Woorden 5.5 Talent klas 2

Slide 1 - Slide

Deze lesson-up gaat over de woorden van paragraaf 5.5
van Talent klas 2 BK

Slide 2 - Slide

Iemand dwingen om iets te doen door te dreigen, noem je:
A
de tegenslag
B
afpersen
C
beletten
D
de uitdaging

Slide 3 - Quiz

Als je een klusje met veel aandacht doet, heel nauwkeurig uitvoert, dan doe je dat
A
vastbesloten
B
behendig
C
zorgvuldig
D
grof

Slide 4 - Quiz

'Stug volhouden' betekent:

Slide 5 - Open question

Als een stof 'stug' is, dan ......

Slide 6 - Open question

Als je ergens 'permanent' gaat wonen, dan.....
A
ga je op kamers wonen
B
ben je op vakantie
C
woon je daar voor korte tijd
D
blijf je daar altijd wonen

Slide 7 - Quiz

Maak een zin met 'aanmoedigen'.

Slide 8 - Open question

Maak een zin met 'aandurven'.

Slide 9 - Open question

Iemand met veel 'ambitie'
A
heeft grote plannen
B
weet niet wat hij/zij wil
C
heeft veel spullen
D
heeft veel uitstraling

Slide 10 - Quiz

Welk woord hoort bij
de afbeelding?

Slide 11 - Open question

Welk woord hoort bij
deze afbeelding?

Slide 12 - Open question

Wat betekent 'het boegbeeld' nog meer?
A
Een beeld van iemand op straat
B
Een beeld in een museum
C
Een persoon die een voorbeeld is voor anderen
D
Een persoon die de baas is.

Slide 13 - Quiz

Als iemand heel kalm reageert,
noem je dat:
A
bitter
B
laconiek
C
stug
D
grof

Slide 14 - Quiz

Noem een voorbeeld van een 'tegenslag'.

Slide 15 - Open question

Wanneer is het handig om 'zelfvertrouwen' te hebben?

Slide 16 - Open question

Als je zeker van je zaak bent, weet wat je wil doen, dan ben je:
A
bestemd voor
B
ongetwijfeld
C
stug
D
vastbesloten

Slide 17 - Quiz

Maak een zin met 'de uitdaging'.

Slide 18 - Open question

Welke twee betekenissen horen bij
'bitter'?

Slide 19 - Open question

Een groep besturen of aanvoeren noem je ook wel:
A
aandurven
B
aanmoedigen
C
leidinggeven
D
experimenteren

Slide 20 - Quiz

'ongetwijfeld' betekent:
A
dat je teveel twijfelt
B
dat je het nog niet helemaal zeker weet
C
dat je liegt
D
dat je het zeker weet

Slide 21 - Quiz

Alle bedrijven die hetzelfde doen of maken, noem je ....

Slide 22 - Open question

Iets 'overbrengen' betekent:
A
Een pakketje bezorgen
B
Een grap uithalen
C
Iets duidelijk maken
D
Iets vervoeren

Slide 23 - Quiz

Hoe lang duurt een 'etmaal'?

Slide 24 - Open question

Maak een zin met 'grof'.

Slide 25 - Open question

Als je iemand 'belet' om iets te doen, dan ....
A
verbied je iemand iets
B
let je heel erg iemand
C
hou je iemand tegen om iets te doen
D
help je diegene bij iets

Slide 26 - Quiz

Noem een voorbeeld van
'iemand te grazen nemen'.

Slide 27 - Open question

Een ander woord voor 'experimenteren' is ....
A
uitproberen
B
uitgaan
C
uitmaken
D
uitleggen

Slide 28 - Quiz

Maak een zin met 'bestemd voor'.

Slide 29 - Open question

Wanneer is het handig om
'doorzettingsvermogen' te hebben?

Slide 30 - Open question

Uitdrukkingen en spreekwoorden

Slide 31 - Slide

Vul het goede dier in:
Beter één ..... in de hand, dan
tien in de lucht.

Slide 32 - Open question

'De hond in de pot vinden'
Bij welk woord zoek je de betekenis op in het woordenboek?

Slide 33 - Open question

'Je uit de naad werken'.
Bij welk woord zoek je de betekenis op in het woordenboek?

Slide 34 - Open question

'Als er één schaap over de dam is, volgen er meer'.
Bij welk woord zoek je de betekenis op in het woordenboek?

Slide 35 - Open question

Dit moet je weten voor de toets



  • Betekenis van de woorden van blz. 40 en 103.
  • Trappen van vergelijking (groot-groter-grootst).
  • Wanneer gebruik je 'als' en 'dan'.
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen uit het boek (zie blz. 109).
  • Bij welk woord zoek je de betekenis van een uitdrukking of spreekwoord. 

Slide 36 - Slide