Ser y los Pronombres

¡Bienvenidos a tu clase de español!
6
HOLA
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
6
HOLA

Slide 1 - Slide

Los objetivos de esta clase

1. We gaan de persoonlijke voornaamwoorden nog eens herhalen

2. We gaan de onregelmatige werkwoorden SER y TENER nog eens herhalen

3. We gaan oefenen



(De doelen van deze les)

Slide 2 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
  • yo                                       ik
  • tú                                        jij 
  • él, ella, usted                    hij, zij, u 
  • nosotros, nosotras          wij
  • vosotros, vosotras           jullie
  • ellos, ellas, ustedes         zij, u (meervoud) 

Slide 3 - Slide

Ezelsbruggetjes
  • Tú y yo= Jij + ik = wij = nosotros*
  • Juan y tú= andere persoon + jij = jullie = vosotros*
  • María y Pedro= hij + zij = zij (mv) = ellos
  • Adela y Laura= zij + zij = ellas*
  • Juan, señor Rivera= hij = él, óf:  u= usted  
  • Señora Martínez= zij = ella,  óf:  u= usted
  • La ciudad (en andere objecten)=het= dan óók 3e pers. enkelvoud van het werkwoord gebruiken.


*) Gaat het alleen over vrouwelijke personen in meervoud? Dan gebruik je: nosotras, vosotras, ellas.

Slide 4 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 5 - Drag question


Schrijf de Nederlandse betekenis van deze werkwoorden onder elkaar op:

1 hablar - 2 ser - 3 tener - 4 llamarse



timer
1:00

Slide 6 - Open question




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 7 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
TENER (hebben)
persoonsvormen

tengo (ik heb)
tienes (jij hebt)
tiene (hij/zij/u heeft ev)

tenemos (wij hebben)
tenéis (jullie hebben)
tienen (zij/u mv hebben)
vervoeging

Slide 8 - Slide

Practicar con el verbo SER

1, Mi amigo Pedro y yo _________________de Madrid.

2, ¿Ustedes________________________de Holanda?

3, Pepe y tú_________________________ inteligentes.

4, El museo ___________________ grande.

5, Nosotros) ___________________estudiantes.

Slide 9 - Slide

Practicar con el verbo TENER

1, Ella_________________una panadería.

2, Nosotros ________________________amigos italianos.

3, Pepe y tú_________________________ una casa grande.

4, Mis padres ___________________ 70 años.

5, Yo___________________dos hermanos.

Slide 10 - Slide

Hoe zeg je in het Spaans:
"Wij zijn jongens en meisjes"
A
sois chicos y chicas
B
son chicos y chicas
C
eres chicos y chicas
D
somos chicos y chicas

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
"Zij is Française"
A
ella somos francesa
B
ellos son francesas
C
él es francés
D
ella es francesa

Slide 12 - Quiz

yo ..... Pedro
tú ..... Antonio
élla .....Carmen
A
es, somos, soy
B
soy, sois, somos
C
soy, eres, son
D
soy , eres , es

Slide 13 - Quiz

Welk persoonsvorm hoort in deze zin:
...... somos de Holanda
A
ellos
B
nosotros
C
vosotras
D

Slide 14 - Quiz

Welke persoonsvorm hoort in deze zin:
"....es una profesora
A
B
ella
C
yo
D
ellos

Slide 15 - Quiz

¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 16 - Slide