hoofdstuk 3 van het boek De sportleider als lesgever.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
LE 1 les 8 Doelen
Het oefendoel en het lesdoel.
hoofdstuk 3 van het boek De sportleider als lesgever.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
leerdoel theorie
Je kent het verschil tussen een oefendoel, lesdoel en een lesopdracht.
Je kan een oefendoel, lesdoel en een lesopdracht formuleren op jouw LVB formulier.
Slide 3 - Slide
leerdoel praktijk
Je kan een oefening voorbereiden en geven waarbij de je de deelnemers iets wilt leren.
Je kan daarbij aangeven wat je hen wilt leren. Je stelt een doel.
Je kan een doelstelling formuleren waarbij het gaat om de overgang van niet kunnen naar wel kunnen. Het niet lukken naar het wel lukken.
Slide 4 - Slide
praktijkopdracht
Je geeft een les (of een oefening) aan je mede studenten waarbij in de evaluatie de deelnemers duidelijk kunnen aangeven wat jij wil bereiken. Daarbij gaat het om de bewegingsvorm en de minimale eis (het technisch accent).
Slide 5 - Slide
opdracht
Opdracht: werk de casus uit van leereenheid/hoofdstuk 3
boek: De sportleider als lesgever
thema 3: Doelstellingen
Slide 6 - Slide
opdracht
Lees paragraaf 3 door. Doestellingen; wat en waarom.
Je kunt deze paragraaf vinden in het boek De sportleider als lesgever onder thema Doelstellingen
Slide 7 - Slide
Hoe kun je controleren of je een gedragsverandering hebt bereikt?
Slide 8 - Open question
Waarom is het belangrijk om met doelstellingen te werken?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Motorische doelstellingen
Bij motorische doelstellingen gaat het om doelstellingen die direct te maken hebben met het bewegen, met de motoriek. Hierbij gaat het om het aanleren of verbeteren van een bepaalde techniek.
Slide 12 - Slide
Korte termijn doelstellingen
Doelstellingen op korte termijn zijn doelstellingen die je binnen het tijdsbestek van één les realiseert. Deze doelstellingen kun je onderverdelen in:
lesdoel
lesdeeldoel
oefendoel.
Slide 13 - Slide
Lesdoel
De concrete gedragsveranderingen die je aan het einde van de les wilt bereiken. Je besteedt het merendeel van de les hieraan.
Slide 14 - Slide
lesdeeldoel
Een doel dat gericht is op een deel van de les. Je kunt hierbij denken aan het doel van de inleiding (bijvoorbeeld: warming-up en voorbereiding op de kern van de les) en het doel van de kern van een les (bijvoorbeeld: leren van een nieuwe techniek).
Slide 15 - Slide
Het oefendoel
Oefendoel: het doel van de afzonderlijke bewegingsvormen.
Voorbeeld: de service bij tennis
-Het oefendoel van deze oefenvorm is: de bal op het hoogste punt voor je raken.
-Het oefendoel hoort bij de kolom doel van de bewegingsvorm op jouw LVB
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
In de volgende slide zie je een voorbeeld van een eerste jaars student die LE 2 heeft behaald. Het gaat met name om de kolom doel van de bewegingsvorm. Je ziet hier de lesdeeldoelen en het oefendoel. Kijk ook naar de overige kolommen en probeer de onderlinge samenhang te zien.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
deel twee
Je hebt de vorige les geleerd hoe jij op je lesvoorbereidings- formulier de kolom doel van de bewegingsvorm moet invullen. Hierbij ging het om het oefendoel.
Deel 2 gaat over het lesdoel. We behandelen een motorische doelstelling met de componenten bewegingsvorm en de minimale eis.
Slide 21 - Slide
Formuleren van motorische doelen
De didactische sleutelvraag “Wat wil ik bereiken?”, beantwoord je door het formuleren van doelstellingen die aansluiten op de beginsituatie van de SB-deelnemers. Enkele voorbeelden zijn:
het aanleren van de schoolslag
het verbeteren van het positiespel
het aanleren van de lay-up
het verbeteren van het samenspel.
Slide 22 - Slide
Als doelstellingen zie je vaak: het verbeteren van of het aanleren van. Eigenlijk is dit te vaag. Het werken met concrete doelstellingen geeft je houvast bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een les of training.
Slide 23 - Slide
Het formuleren van concrete motorische doelstellingen
Stap 1: Beschrijf de bewegingsvorm
Stap 2: beschrijf de minimale eis. kwalitatief en/of kwantitatief
Slide 24 - Slide
Stap 1: Voorbeelden van de beschrijving van de bewegingsvorm
De SB-deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek demonstreren.
De deelnemers kunnen een wreeftrap uitvoeren.
De deelnemers kunnen een duurloop van tien kilometer lopen.
De deelnemers kunnen een voorwaartse salto springen.
De deelnemers kunnen een goede bovenhandse service slaan.
Slide 25 - Slide
Stap 2. Beschrijven van de minimale eis
Daarmee geef je de grens tussen voldoende en onvoldoende aan. We noemen dit ook wel het technische accent binnen een bewegingsvorm wat je wilt aanleren of verbeteren.
Slide 26 - Slide
de kwalitatieve minimale eis
In dit geval heeft het begrip kwaliteit te maken met hoe goed, mooi of correct een beweging is uitgevoerd. Het technische accent moet concreet omschreven worden. Voorbeelden:
Bovenhandse volleybaltechniek: de strekking van de armen en de benen is goed zichtbaar
De wreeftrap: Een goede zwaai van het been met voldoende spanning van de voet
Slide 27 - Slide
de kwantitatieve minimale eis
Bij de omschrijving van een kwantitatieve eis staat niet de beweging centraal, maar het resultaat van de beweging (resultaateis).
Hierbij gaat het om meetbare aspecten als de tijd of de snelheid. Dingen die je uit kunt drukken in een getal, die je kunt meten, worden kwantitatief genoemd
Slide 28 - Slide
voorbeelden kwantitatief
Bovenhandse volleybaltechniek: De bal wordt tien keer zonder fout geplaatst
De wreeftrap: De bal komt over een afstand van twintig meter op hoofdhoogte bij de medespeler
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
de motorische doelstelling op jouw lesvoorbereidingsformulier
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
verschil lesopdracht en lesdoelstelling
Let op het verschil tussen lesopdracht en lesdoelstelling. Een lesopdracht is gericht aan de trainer of lesgever die deze opdracht uit moet voeren. In dit verband worden wel vaak woorden als: het aanleren van … en het verbeteren van … gebruikt.
Als je een lesopdracht krijgt, vertaal je deze naar concreet geformuleerde doelstellingen.
Slide 34 - Slide
In de volgende leereenheid leer je om je doelen nog concreter te formuleren.
In deze leereenheid wordt je beoordeeld op het opstarten van één oefening en deze op gang kunnen houden. Het feit dat je maar 1 oefening hoeft voor te bereiden bepaald dat het oefendoel van deze oefening tevens het lesdoel is en vice versa.
Slide 35 - Slide
Opdracht:
formuleer onderstaande begrippen in eigen woorden.