K1 LE2 les 1

het formuleren van een concrete doelstelling. 

Hoe doe je dat?
De volgende stappen neem je door om tot een concrete doelstelling te komen. 
1 / 43
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 43 slides, with text slides.

Items in this lesson

het formuleren van een concrete doelstelling. 

Hoe doe je dat?
De volgende stappen neem je door om tot een concrete doelstelling te komen. 

Slide 1 - Slide

Als je op het leert' t niveau kan lesgeven laat jij het volgende zien:
  • je kan een motorische lesdoelen concreet formuleren.
  • je kan een specifieke beginsituatie van de groep concreet formuleren.
  • je geeft hierbij  bijpassende instructies en instructievoorbeelden
  • je kan bewegingsvormen kiezen die geschikt zijn
  • je kan bovenstaande  vormgeven in een onderlinge samenhang passend bij het niveau van de groep


Slide 2 - Slide

Inleiding
Je hebt leren lesgeven op loopt' t en lukt' t niveau. Je kan  een oefening opstarten en aan de gang houden.  Deze leereenheid leer je  een beweging aanleren of verbeteren. Je bent in staat  leermomenten te creëren binnen jouw les/training.  Ook gaan wij gaan ons verdiepen in motorisch leren.

Slide 3 - Slide

Lesgeven op het “leert’ t niveau”: een bewegingsvaardigheid aanleren of verbeteren.
  • Je toont aan dat je een groep kunt begeleiden in een sportsetting, waarbij jij de sporters bewegingsvaardigheden kunt aanleren of verbeteren.
  • Je toont aan dat je doelstelling afgesteld is op de beginsituatie. 
  • Je instructies en bewegingsvormen zijn doelmatig gekozen.

Slide 4 - Slide

Wat heb ik na afloop van deze leereenheid bereikt?

  • Je laat zien dat jij een les kan voorbereiden op leert' t niveau.
  • Je laat zien dat jij leermomenten bij een bewegingsvorm kun creëren. Je kan lesgeven op leert’ t niveau.
  • Je laat zien dat jij jezelf zo kan presenteren dat jij de sporters kan motiveren en stimuleren.  



Slide 5 - Slide

Hoe laat ik zien wat ik kan
  • Lesvoorbereiding op leert' t niveau met een beoordeling van jouw vakdocent.
  • Uitvoering van een les op leert' t niveau met een beoordeling van jouw vakdocent en stagebegeleider.
  • Het maken van 2 theorie toetsen.
  1. Toets motorische doelen, didactische werkvormen, motorisch leren.
  2.  Toets beginsituatie, bewegingsvormen, differentiëren, beginsituatie          testen en meten, evalueren

Slide 6 - Slide

 leerdoel deze week in de theorielessen:
  • Je kan een motorische doelstelling concreet formuleren.

Slide 7 - Slide

leerdoel deze week in de praktijklessen:
  • Je kan een  oefening voorbereiden en geven waarbij je de deelnemers iets wilt leren. 
  • Je kan daarbij aangeven wat je hen wilt leren. Je stelt een  doel. 
  • Je kan een concrete doelstelling formuleren waarbij het gaat om de overgang van niet kunnen naar wel kunnen. Het niet lukken naar het wel lukken.

Slide 8 - Slide

praktijkopdracht van deze week
  • Je bereid 2 op elkaar aansluitende oefeningen voor en voert deze uit, waarbij jij je medestudenten een bewegingsvaardigheid gaat aanleren of verbeteren.  

Slide 9 - Slide

Even het geheugen opfrissen.
De vier criteria van het coachmodel: “Loopt het, lukt het, leert het en leeft het?”
  • Loopt de organisatie naar wens?
  • Lukt de activiteit?
  • Leert elke sporter de bewegingsvorm beter uit te voeren? 
  • Leeft de activiteit onder de deelnemers? 


Slide 10 - Slide

Deze 4 criteria zijn van elkaar afhankelijk.
  • Een bewegingsvorm die bij niemand lukt, zal niet naar wens verlopen en een les waarbij de sporters niets leren, zal snel leiden tot verveling. 
  • Een bewegingsvorm moet eerst lopen en lukken om tot leren te kunnen komen. 
  • M.a. w: het loopt 't lukt  't niveau is voorwaardelijk om tot leren te komen. 

Slide 11 - Slide

In de vorige LE hebben wij de volgende onderdelen van een motorische doelstelling behandeld: 
  • bewegingsvorm
  • waarneembaar eindgedrag
  • minimale eis kwalitatief en kwantitatief.

De voorwaarden en omstandigheden worden vandaag toe gevoed aan het lesdoel

Slide 12 - Slide

 doelstellingen  
hfst. 3 sportleider als lesgever

Deze les verdiepen wij ons in het formuleren van een doelstelling voor de les/training.  Deze moet specifiek en concreet geformuleerd zijn en aansluiten  op het niveau van de groep. De doelstelling moet op de grens liggen van kunnen en niet kunnen, van lukken en niet lukken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

werkwijze: 
  1. vul eerst de afzonderlijke onderdelen in.
  2. maak van deze onderdelen een goed lopende zin.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld

Slide 16 - Slide

stap 1: inhoud
stap 2: 
werkwoord
stap 3:
stap 4: technisch accent
stap 4: op 2 manieren meten

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

  voorbeeld met kwantitatieve  minimale eis 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Analyseer de onderstaande doelstelling
De SB-deelnemers kunnen de bovenhandse volleybaltechniek in een driehoeksopstelling zodanig demonstreren dat de strekking van de armen en de benen goed zichtbaar is.
  1. Bewegingsvorm: ................................................................................
  2. waarneembaar eindgedrag: ...........................................................
  3. Voorwaarden/omstandigheden: ....................................................
  4. Minimale eis: kwalitatief/kwantitatief: ..........................................

Slide 25 - Slide

Analyseer de onderstaande doelstelling
De deelnemers kunnen een goede bovenhandse service slaan, waarbij de nadruk ligt op een goede opwerpbeweging en een hoog raakpunt.
Bewegingsvorm: ................................................................................
waarneembaar eindgedrag: ...........................................................
Voorwaarden/omstandigheden: ....................................................
Minimale eis: kwalitatief/kwantitatief: ..........................................

Slide 26 - Slide

Analyseer de onderstaande doelstelling
De deelnemers kunnen de wreeftrap uit voeren, waarbij het standbeen telkens goed naast de bal wordt geplaatst.

Bewegingsvorm: ................................................................................
waarneembaar eindgedrag: ...........................................................
Voorwaarden/omstandigheden: ....................................................
Minimale eis: kwalitatief/kwantitatief: ..........................................

Slide 27 - Slide

Van lesopdracht naar lesdoelstelling 
Formuleer aan de hand van de onderstaande lesopdrachten een zo concreet mogelijke lesdoelstelling. Volg daarbij het ‘stappenplan’. Ga voor het bepalen van de beginsituatie uit van het niveau van je eigen groep. 

  1. Lesopdracht: het verbeteren van de rugcrawl. 
  2. Lesopdracht: het verbeteren van het positiespel bij basketbal.
  3. Lesopdracht: het verbeteren van het slaan bij hockey. 
  4. Lesopdracht: het aanleren van de smash bij padel. 


Slide 28 - Slide

Deel 2
verschillende soorten lesdoelen

Slide 29 - Slide

Pas wanneer je weet wat de deelnemer nog niet kan, kun je vaststellen wat je hem wilt leren. Je stelt een doel. Bij het bereiken van doelstellingen gaat het dus om de overgang van niet kunnen naar wel kunnen. Bij een goed gegeven les betekent dit dat je het begingedrag gedurende de les verandert in het gewenste eindgedrag.

Slide 30 - Slide

gedragsverandering
Om te kunnen controleren of je inderdaad de gewenste gedragsverandering bereikt hebt, moet je twee dingen kunnen benoemen:

het begingedrag van de SB-deelnemer
het eindgedrag van de SB-deelnemer.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Wanneer je begint met lesgeven kies je vaak voor motorische doelen. Uiteraard heb je ook cognitieve, sociaal en affectieve doelstellingen. 


Slide 33 - Slide

Deze ken je al.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

voorbeeld: 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

voorbeeld:

Slide 38 - Slide

Op de volgende slides  staan een aantal doelstellingen omschreven. Geef van elke doelstelling aan of het

een motorische, een cognitieve of een sociaal-affectieve doelstelling is. 

Slide 39 - Slide

1 -de schoolslagbewegingen kunnen maken
2 -vijf fouten en correcties kunnen opnoemen van de handstand-overslag
3 -plezier beleven aan sportbeoefening
4 -de dribbel bij voetbal kunnen uitvoeren
5 -met de squat-techniek 120 kg kunnen tillen
6 -het kunnen omgaan met winst en verlies
7 -het 4–3–3-systeem bij voetbal kunnen uitleggen
8 -een duurloop van 10 km kunnen lopen 

Slide 40 - Slide

9- het juist positie kiezen bij een zoneverdediging

10 -bij niet-lukken doorzettingsvermogen tonen
11 -de techniek van de schoolslag kunnen analyseren
12 -een methodiek van de lay-up kunnen samenstellen
13 -het kunnen accepteren van beslissingen van de scheidsrechter
14 -een goede samenwerking laten zien
15 -de rechtstandige sprong kunnen uitvoeren
 






Slide 41 - Slide

opdracht
maak uit je boek opdracht 9: Doelstellingen naar gedragsaspect
hfst 3 paragraaf:  Soorten doelstellingen.

Bekijk de filmpjes en bepaal op welk gedragsaspect (motorisch, sociaal-affectief, cognitief) de doelstelling vooral betrekking heeft.

Slide 42 - Slide

Leereenheid 2 - K1
Lesgeven op leert' t niveau:
een bewegingsvaardigheid aanleren of verbeteren.

Slide 43 - Slide