12-12-2024

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

12-12-2024

• Het kan korter (verder van gisteren) 
• Woordenboekgebruik 
• Woordenboek uit het boek 
• Herhalen woorden 3.1  

Opdracht 24: Wat klinkt anders?

Beginnen bij 2.02

Opdracht 25: Wat kun je korter uitspreken? 

Eerst zelf over nadenken en daarna luisteren. 

Samendoen

Opdracht 26; Om de beurt een zin met verkorte woorden

Opdracht 27; Vragen stellen, antwoorden met verkorte woorden 

Woordenboek les 2

• Woordenboekvorm 
•  Werkwoordvormen 
• Uitleg blz. 96 
• Opdrachten 28 en 29

Woordenboekvorm

boom - bomen - boompje 

fijn - fijner - fijnst 

aardig - aardiger - aardigst - onaardigst 

lepel - lepels - lepeltje 

boeken

respect

blad 

gezelliger 

schoentje

Samen 1 lezen 

Opdracht 1 en 2 maken, samen nakijken, dan opdracht 3.

Werkwoordvormen 

Ik bel - hij belt - wij bellen 

Ik belde - hij belde - wij bellen 

Ik heb gebeld - hij heeft gebeld - wij hebben gebeld  

bellen is de woordenboekvorm, dat is de wij-vorm, 

het hele werkwoord = infinitief 

Maak opdracht 4 en 5, nakijken + opdracht 3

maken in het boek > opdr. 28 en 29 of huiswerk. 

3.1 woorden 

• Maak 2 rijen tegenover elkaar. 
• De één noemt het woord.
• De ander vertelt de betekenis.
• Dan draai je door!

Rij 1 

• de container 
• de getuige 
• de kruiwagen 
• nuttig 
• ongerust 
• zomaar 
• de mededeling 
• de getuige 

Rij 2 

• meedoen 
• de overkant 
• gezamenlijk
• op de hoogte (zijn) 
• het slachtoffer 
• digitaal 
• de bijeenkomst 
• de bladeren 

Huiswerk 

1. afmaken 3.1 (Boek en Online) + nakijken 
2. van 3.2 opdracht 28 en 29 maken