C2 U2 gramática

Unidad 2 gramática

1) gerundio

2) vragende voornaamwoorden

3) ww gustar

1 / 23

Slide 1: Slide

SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unidad 2 gramática

1) gerundio

2) vragende voornaamwoorden

3) ww gustar

Slide 1 - Slide

1. Gerundio

Gebruik:

om aan te geven dat iets nu aan de gang is (denk aan het EN present continuous)

Vorm:

hulpww estar + gerundio

Slide 2 - Slide

Gerundio

estoy

estás

está + gerundio ar - ando

estamos ir/er - iendo

estáis

están

Slide 3 - Slide

Voorbeelden

no estoy comiendo - ik ben niet aan het eten

estamos jugando - wij zijn aan het spelen

estás haciendo - jij bent aan het doen/maken

se está duchando - hij/zij is aan het douchen

Enkele uitzonderingen gerundio:

leer - leyendo

dormir - durmiendo

ir - yendo

Slide 4 - Slide

Vervoeg in de gerundio:
yo-leer

Slide 5 - Open question

Vervoeg in de gerundio:
tú-escribir

Slide 6 - Open question

Vervoeg in de gerundio:
ellos-acostarse

Slide 7 - Open question

Vertaal:
Ik ben niet aan het eten.

Slide 8 - Open question

Vertaal:
Jullie zijn aan het praten.

Slide 9 - Open question

Vertaal:
Wij zijn voetbal aan het spelen.

Slide 10 - Open question

2. vragende voornaamwoorden

qué / cuál(es) - wat / welke

cómo - hoe

quién(es) - wie

dónde - waar (adónde-waarheen / de dónde- waar vandaan)

por qué - waarom (porque-omdat)

cuándo - wanneer

cuánto(-a-os-as) - hoeveel

Slide 11 - Slide

¿... estás?
Estoy bien, gracias.

Slide 12 - Open question

¿... son ellos?
Son mis hermanos.

Slide 13 - Open question

¿... alumnos hay en tu clase?
Hay 25 alumnos en mi clase.

Slide 14 - Open question

¿... estás?
Estoy en casa.

Slide 15 - Open question

A trabajar :)

Maken boek compañeros 2 - in de klas - unidad 2

2.2 gramática

Opdrachten: 1 t/m 5

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

vervoeging gustar

le + gusta (+ el / la + zelfst nw enkelvoud of heel ww)

nos

os + gustan (+ los / las + zelfst. nw. meervoud)

les

Slide 18 - Slide

(yo) ... ... el chocolate

Slide 19 - Open question

A vosotros ... ... comer bien.

Slide 20 - Open question

A Paco ... ... los caballos.

Slide 21 - Open question

A Ana y Elena ... ir a la playa.

Slide 22 - Open question

¿Cuánto te gusta?

1) Me gusta(n) mucho - veel/erg

2) Me gusta(n) bastante - vrij leuk/lekker

3) No me gusta(n) mucho - niet veel/erg

4) No me gusta(n) nada - helemaal niet

Slide 23 - Slide