5.10 Voegwoord

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Wat weet je al? 
  • Herhalen samengestelde zinnen
  • Theorie voegwoorden 
  • Opdrachten maken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Wat weet je al? 
  • Herhalen samengestelde zinnen
  • Theorie voegwoorden 
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:
  • Herhalen samengestelde     zinnen
  • Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 3 - Slide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


- Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 

- De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Slide 4 - Slide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


- Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 

- De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 6 - Slide

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 7 - Quiz

Wat heb je hier?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ

Slide 8 - Quiz

Wat heb je hier?

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
HZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 9 - Quiz

Wat zijn voegwoorden?
Welke voegwoorden ken je al?

Slide 10 - Mind map

Voegwoord
Voegwoorden (vgw) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
  • twee woorden 
pizza of hamburger
  • twee woordgroepen 
de zware training en de spannende wedstrijd
  • twee zinnen 
Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen.






Slide 11 - Slide

 voegwoord
Er zijn twee soorten voegwoorden:

  • nevenschikkende voegwoorden (ns. vgw.): verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen. 
dus, en, maar, of en want.

  • onderschikkende voegwoorden (os.vgw) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.
 


– {hoofdzin
Pak je een paraplu (bijzin voordat je naar buiten gaat)}?
Er zijn meer onderschikkende voegwoorden, zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 12 - Slide

Wat is het voegwoord?
Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

Slide 13 - Open question

Wat is het voegwoord?

Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 14 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

Slide 15 - Open question

Wat is het voegwoord?

Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 16 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 17 - Open question

Wat is het voegwoord?

Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 3, 5 en 8B van Grammatica Woordsoorten
Open het online boek - Cursus 5 Grammatica - 10 WS Voegwoord 

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
Kies uit: lezen in je leesboek, extra oefenen


timer
15:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Donderdag 23 november:
  • C5, P8, opdr. 1 t/m 4 + 6
  • C5, P10, opdr: 1 t/m 3, 5, 8B



Slide 20 - Slide