rekenquiz

Budgetteren, wat is dat?
Budgetteren is vooraf bedenken wat je aan geld binnen krijgt (inkomsten) en waar je het geld aan moet uitgeven (uitgaven). Je vaste lasten dien je altijd eerst te betalen, dan kun je kijken hoeveel je nog zou willen sparen en dat wat er over blijft kun je gebruiken om iets leuks mee te doen.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Budgetteren, wat is dat?
Budgetteren is vooraf bedenken wat je aan geld binnen krijgt (inkomsten) en waar je het geld aan moet uitgeven (uitgaven). Je vaste lasten dien je altijd eerst te betalen, dan kun je kijken hoeveel je nog zou willen sparen en dat wat er over blijft kun je gebruiken om iets leuks mee te doen.

Slide 1 - Slide

Casus

Maak een passend budget voor de volgende casus:

Kim is bijna jarig, ze wordt dan 16 jaar oud en wil graag een sweet 16 feest houden. Ze krijgt van haar ouders € 100 om het feest mee te organiseren. Maak een overzicht van haar uitgaven. Er komen 20 personen op haar feest.

Slide 2 - Slide

Hoeveel geld kan Kim per persoon uitgeven?

Slide 3 - Open question

Wat bedoelen we met cash of contant geld?

Slide 4 - Open question

Noem de 8 euromunten

Slide 5 - Mind map

Muntgeld

€ 1, € 2, € 0,50, € 0,20, € 0,10, € 0,05, € 0,02 en € 0,01.


De laatste twee worden in Nederland (bijna) niet meer gebruikt.

Slide 6 - Slide

Noem de 7 Eurobiljetten
(Briefgeld)

Slide 7 - Mind map

De bankbiljetten
€ 5, € 10, € 20, € 50, € 100, € 200 en € 500

Slide 8 - Slide

Je moet betalen: € 9,90

De kassamedewerker geeft € 11,10 terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 9 - Open question

Je moet betalen: € 13,85

De kassamedewerker geeft € 1,20 terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 10 - Open question

Je moet betalen: € 40,05

De kassamedewerker geeft € 10,- terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 11 - Open question

Je moet betalen: € 85,75

De kassamedewerker geeft € 4,25 terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 12 - Open question

Je moet betalen: € 2,50

De kassamedewerker geeft € 18,- terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 13 - Open question

Je moet betalen: € 8,95

De kassamedewerker geeft € 1,10 terug.

Wat heb je gegeven?

Slide 14 - Open question

Je moet betalen: € 18,30


Je wilt terugkrijgen:


Wat geef je?
A
18,10
B
18,50
C
18,32
D
20,30

Slide 15 - Quiz

Je moet betalen: € 31,75


Je wilt terugkrijgen:


Wat geef je?
A
51,75
B
19,25
C
11,75
D
51,25

Slide 16 - Quiz

Je moet betalen: € 2,65


Je wilt terugkrijgen: 1 en 2 euro
A
5,45
B
0,45
C
5,65
D
3,65

Slide 17 - Quiz


artikel 1 € 137
artikel 2 € 311
artikel 3 € 342
artikel 4 € 506
Hoeveel kosten artikel 2 en 4 samen?

Slide 18 - Open question


artikel 1 € 682
artikel 2 € 697
artikel 3 € 752
artikel 4 € 760
Hoeveel kosten artikel 1 en 2 samen?

Slide 19 - Open question


artikel 1 € 130
artikel 2 € 151
artikel 3 € 628
artikel 4 € 909
Hoeveel kost alles samen?

Slide 20 - Open question


artikel 1 € 146
artikel 2 € 397
artikel 3 € 683
artikel 4 € 808
Hoeveel kost alles samen?

Slide 21 - Open question

Wat bedoelen ze met deze reclame?
"Geld lenen kost geld"

Slide 22 - Open question

Noem voordelen van pinnen

Slide 23 - Mind map

Cash geld

Slide 24 - Slide

Betalen met PIN

Slide 25 - Slide



Slide 26 - Slide

Wat heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 27 - Mind map