Komma en persoonsvorm

Komma en persoonsvorm
Doelen:
Ik weet wanneer een komma gezet moet worden
Ik weet de persoonsvorm te vinden in een zin
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Komma en persoonsvorm
Doelen:
Ik weet wanneer een komma gezet moet worden
Ik weet de persoonsvorm te vinden in een zin

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.

Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Slide 2 - Slide

Tussen de delen van een opsomming in een zin. Als er tussen de laatste twee delen een voegwoord staat (en of of), schrijf je geen komma.

Wil je koffie, thee of iets anders?

Slide 3 - Slide

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.


Als het goed is, komt Lindsey zo.

Slide 4 - Slide

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Dus!
De persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken 
  • De zin in een andere tijd te zetten 
  • meervoud of enkelvoud maken van de zin 

Slide 7 - Slide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!!!!

Werkwoord?
= een 'doe' woord
Lopen, rennen, fietsen, huilen, eten, lachen

Slide 8 - Slide

noem werkwoorden

Slide 9 - Mind map

Hoe zat het ook alweer?
De persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken 
  • De zin in een andere tijd te zetten 
  • meervoud of enkelvoud maken van de zin 

Slide 10 - Slide

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?
A
wij
B
Hebben
C
Hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen

Slide 12 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 14 - Quiz

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 15 - Quiz

Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin?

Slide 16 - Open question

Pas de tijdsproef toe in de volgende zin:
Op vrijdag ga ik altijd naar de bioscoop.

Slide 17 - Open question

Pas de tijdsproef toe in de volgende zin:
De docent zal deze vraag uitleggen.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Link