HA - week 39 - les 4 -Spelling werkwoorden

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Slide

- Stillezen
- Spelling werkwoorden
- Aan de slag
Planning deze les:

Slide 2 - Slide

- Je kunt in een zin de persoonsvorm herkennen
- Je ziet in welke tijd de zin staat 
- Je schrijft de persoonsvorm juist 
Doel van de les

Slide 3 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Bestaat uit 2 delen:

  1. Hoe schrijf je alles dat geen werkwoord is?
  2. Hoe schrijf je werkwoorden?

Spelling:

Slide 5 - Slide

Hoe goed ben jij in werkwoordspelling?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll


Slide 7 - Open question

Wat is het verschil tussen
1.  het gebeurt nu.
2. het is gebeurd.

  • Zin 1 is de persoonsvorm 
  • Zin 2 is voltooid deelwoord
Spelling:

Slide 8 - Slide


Slide 9 - Open question

Wat is het verschil tussen :
1.  burgermeester verbaast - hij verbaast zijn onderdanen (pvtt)
2. burgermeester verbaasd -  hij is zelf verbaasd (vd)
Spelling:

Slide 10 - Slide

Werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin gaat en wie hem uitvoert. 

1. Tijd veranderen
2. Hoeveelheid 'uitvoerder' veranderen
Spelling persoonsvorm:

Slide 11 - Slide

Werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin gaat en wie hem uitvoert. 

1. Tijd veranderen
2. Hoeveelheid 'uitvoerder' veranderen

Ik loop naar school 
-> ik liep naar school
-> wij lopen naar school
Spelling persoonsvorm:

Slide 12 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm:

Ik- vorm = stam = (vaak) hele ww -en (werk - werken)
Hij- vorm = ik-vorm +t
Wij- vorm = hele werkwoord



Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Niet de allerbeste term:
Hij-vorm = alle enkelvouden die jij zelf niet bent!

Slide 13 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm:

Ik- vorm = (vaak) hele ww -en (werk - werken)
Hij- vorm = ik-vorm +t
Wij- vorm = hele werkwoord

                Lopen                     werken                    worden        
ik             loop
hij           loopt
wij          lopen


Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Slide 14 - Slide

Ik (lopen) naar school
A
Loop
B
Lop
C
Loopt
D
lopen

Slide 15 - Quiz

Wij (gaan) naar huis toe.
A
ga
B
ging
C
gaan
D
zijn gegaan

Slide 16 - Quiz

Hij (spellen) het woord juist
A
Spel
B
Speel
C
Speelt
D
Spelt

Slide 17 - Quiz

Hij (spelden) zijn moeder een leugen op de mouw.
A
Spelt
B
Speldt
C
Speeldt
D
Speelt

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Drag question

Wat
- Maak je leerlijn van Spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd
(let op, er zijn twee onderdelen spelling, dit is de onderste)

Wanneer:
Deze les + 1e les volgende week
De laatste drie lessen volgende week oefenen
en herhalen.

klaar: 
- Oefen met het kopje trainen/ ander huiswerk


Aan de slag:

Slide 20 - Slide

Ik kan (concrete en abstracte) zelfstandige naamwoorden herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan de persoonsvorm tt in een zin herkennen en goed schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

- Leesboek mee
- verder werken spelling H1

Volgende les

Slide 23 - Slide