1C - P2 - Week 1 - les 1 - pvtt (27)

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
Takkenl@farel.nl
Ma, di, wo, vrij

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
Takkenl@farel.nl
Ma, di, wo, vrij

Slide 1 - Slide

- Lezen
- 27 - Spelling persoonsvorm tt
- Samen oefenen
- Zelf aan de slag met opdracht 1 t/m 4



Doel:
- Je kent twee manieren waarop je de pv kunt vinden
- Je kent de drie regels die je nodig hebt om de pv in de tt juist te schrijven
- Je schrijft elke pvtt juist.
Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

(Stil)lezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Bestaat uit 2 delen:

  1. Hoe schrijf je alles dat geen werkwoord is?
  2. Hoe schrijf je werkwoorden?

Spelling:

Slide 4 - Slide

Hoe goed ben jij in werkwoordspelling?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll


Slide 6 - Open question

Wat is het verschil tussen
1.  het gebeurt nu.
2. het is gebeurd.

  • Zin 1 is de persoonsvorm 
  • Zin 2 is voltooid deelwoord
Spelling:

Slide 7 - Slide


Slide 8 - Open question

Wat is het verschil tussen :
1.  burgermeester verbaast - hij verbaast zijn onderdanen (pvtt)
2. burgermeester verbaasd -  hij is zelf verbaasd (vd)
Spelling:

Slide 9 - Slide

Werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin gaat en wie hem uitvoert. 

1. Tijd veranderen
2. Hoeveelheid 'uitvoerder' veranderen
Spelling persoonsvorm:

Slide 10 - Slide

Werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin gaat en wie hem uitvoert. 

1. Tijd veranderen
2. Hoeveelheid 'uitvoerder' veranderen

Ik loop naar school 
-> ik liep naar school
-> wij lopen naar school
Spelling persoonsvorm:

Slide 11 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm:

Ik- vorm = stam = (vaak) hele ww -en (werk - werken)
Hij- vorm = ik-vorm +t
Wij- vorm = hele werkwoord



Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Niet de allerbeste term:
Hij-vorm = alle enkelvouden die jij zelf niet bent!

Slide 12 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm:

Ik- vorm = (vaak) hele ww -en (werk - werken)
Hij- vorm = ik-vorm +t
Wij- vorm = hele werkwoord

                Lopen                     werken                    worden        
ik             loop
hij           loopt
wij          lopen


Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Slide 13 - Slide

Ik (lopen) naar school
A
Loop
B
Lop
C
Loopt
D
lopen

Slide 14 - Quiz

Wij (gaan) naar huis toe.
A
ga
B
ging
C
gaan
D
zijn gegaan

Slide 15 - Quiz

Hij (spellen) het woord juist
A
Spel
B
Speel
C
Speelt
D
Spelt

Slide 16 - Quiz

Hij (spelden) zijn moeder een leugen op de mouw.
A
Spelt
B
Speldt
C
Speeldt
D
Speelt

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Drag question

Wat ga je doen:  
H27: Opdracht 1, 2, 3 en 4

Wanneer: Deze les (volgende les over naar de pvvt
Hoe: Zoek altijd eerst de persoonsvorm, blijf elke zin  
meerdere oplossingen zoeken.  

Klaar:
- Lees je boek verder
- Maak je nieuwsbegrip basisles

Aan de slag

Slide 19 - Slide

- Leesboek mee
- Verder oefenen grammatica zinsdelen

Volgende les

Slide 20 - Slide