What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefentoets thema Amsterdam woordenschat
Oefentoets woordenschat
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefentoets woordenschat
Slide 1 - Slide
Oefentoets woordenschat
In deze oefentoets gaan we de woorden oefenen die in het afgelopen blok aan bod zijn geweest.
Let op je iPad diet vertelt jou precies wat je moet doen.
Slide 2 - Slide
In een woonwijk kun je parken en plantsoenen vinden, dit noemen we ook wel...
A
De groentetuin
B
De grachtengordel
C
De groenvoorziening
D
De nationaliteit
Slide 3 - Quiz
Volgens Columbus wonen de indianen al vanaf het begin in Indië. Wat is een ander woord voor vanaf het begin?
A
Eeuwenoud
B
Oorspronkelijk
C
Prefentief
D
Hedendaags
Slide 4 - Quiz
Als je druk en opgewekt bent, dan ben je?
A
Rumoerig
B
Statig
C
Joods
D
Levendig
Slide 5 - Quiz
Jochem woont in een appartement. Wat is een appartement?
A
Een gebouw waar niemand een lange tijd woont of werkt
B
Een woning in bijvoorbeeld een flat
C
Een rijtjeshuis voor een gezin
D
Een eengezinswoning
Slide 6 - Quiz
In de flat waar ik woon speel ik vaak op de galerij. Wat is een galerij?
A
Een woning die niet op de begane grond ligt
B
De gang langs een gebouw waarop alle voordeuren uitkomen
C
De ingang van een gebouw waar ook de liften zijn
D
De voorkant van een gebouw
Slide 7 - Quiz
We leven in een mulitculturele samenleving. Wat is multicultureel?
A
Met verschillende gevels
B
Met veel verschillende landen
C
Met veel natuur
D
Met meer culturen
Slide 8 - Quiz
Tijdens het winkelen slenteren we door de stad. Wat is slenteren?
A
Rondkijken en iets kopen
B
Langzaam lopen en wat rondkijken
C
Niets kopen en naar huis gaan
D
Doorlopen
Slide 9 - Quiz
Een beschermd gebouw noem je...
A
Een monument
B
De leegstand
C
De architectuur
D
Het portiek
Slide 10 - Quiz
We gaan die spullen preventief controleren. We dan doet dus...
A
Met z'n allen
B
Met veel lawaai
C
Na afloop
D
om iets naars te voorkomen
Slide 11 - Quiz
Tijdens de geschiedenisles vertelde juf een historisch verhaal. Wat is historisch?
A
Een verhaal over de toekomst
B
Een spannend verhaal
C
Een verhaal over vroeger
D
Een heel bekend verhaal
Slide 12 - Quiz
Ik wil graag een tafel in een restaurant reserveren. Wat doe ik als ik iets ga reserveren?
A
Dat ik het na afloop van het eten doe
B
Dat je een plaats vrij laat houden
C
Dat je van alles over het restaurant leest
D
Dat je het tijdens het eten doet
Slide 13 - Quiz
Welke actie past het best bij het woord rumoerig?
A
Een brief sturen
B
Plantjes in de tuin zetten
C
In een boek lezen
D
Potten en pannen opruimen
Slide 14 - Quiz
In welke situatie wordt geen overlast veroorzaakt?
A
Het hinderlijke lawaai van de buren
B
De harde muziek waar je graag naar luistert
C
Geluiden die je niet hinderen
D
Een voetbalveldje vol hondenpoep
Slide 15 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van architectuur?
A
De huizen aan de grachtengordel
B
Een boomhut
C
Het filmtheater Eye
D
Het Koninklijk Paleis op de Dam
Slide 16 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
Eeuwenoud
B
Historisch
C
Het monument
D
Hedendaags
Slide 17 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
Het portiek
B
De heling
C
De gevel
D
De galerij
Slide 18 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
De aangifte
B
De misdaad
C
De politie
D
Massaal
Slide 19 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
De afkomst
B
De heling
C
De overval
D
De diefstal
Slide 20 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
De galerij
B
De cultuur
C
De flat
D
Het hoofdgebouw
Slide 21 - Quiz
Lees de antwoorden. Welk antwoord past er niet bij?
A
Het portiek
B
De eengezinswoning
C
Het appartement
D
De bovenwoning
Slide 22 - Quiz
Op je ID-kaart staat je nationaliteit. Je kunt daaraan zien...
A
Bij welk land je hoort
B
In welke plaats je bent geboren
C
Hoeveel broers of zussen je hebt
D
In welk land je woont
Slide 23 - Quiz
Een wijk die je vindt aan de rand van de stad noem je...
A
Een buitenwijk
B
Een groenvoorziening
C
De grachtengordel
D
Een galerij
Slide 24 - Quiz
Wat betekent het woord dialect?
A
Het kopen van gestolen spullen
B
Een oud en bijzonder gebouw
C
De taal in een streek van het land
D
Een show van veel foto's achter elkaar
Slide 25 - Quiz
Sprekende beer, exclusief batterijen. Wat betekent exclusief in deze zin?
A
Ik plaats van
B
Met
C
Tegelijk met
D
Zonder
Slide 26 - Quiz
Wat betekent de criminaliteit?
A
Het plegen van misdaden
B
De diefstal
C
De inbreker
D
een vervelende eigenschap
Slide 27 - Quiz
Voor dat kaartje is het tarief 5 euro. Wat betekent tarief in deze zin?
A
Dat het helemaal gratis
B
Dat het om een vaste prijs gaat
C
Dat je geen wisselgeld krijgt
D
Dat je onderhandelt over de prijs
Slide 28 - Quiz
Dat gebouw ziet er statig uit. Wat betekent het woord statig?
A
Dat het groot en deftig is
B
Dat het in de hoofdstad gebeurd
C
Dat het er levendig uitziet
D
Dat je hoge hakken of laarzen draagt
Slide 29 - Quiz
Het tegengestelde van nationaal is...
A
Nationaliteit
B
Nederlands
C
Historisch
D
Internationaal
Slide 30 - Quiz
Het tegengestelde van berucht is...
A
Goed bekend staan
B
Preventief
C
Iedereen kennen
D
Exclusief
Slide 31 - Quiz
Welk woord past het best bij het woord heling?
A
Massaal
B
De misdaad
C
Statig
D
Modern
Slide 32 - Quiz
EINDE
Zeer goed = tussen de 27 en 30 goed
Goed = tussen de 24 en de 26 goed
Voldoende = tussen de 15 en 23 goed
Onvoldoende = minder dan 15 goed
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Taal - Amsterdam woordenschat les 2
October 2023
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Woordenschat thema Amsterdam
June 2023
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Herhaling thema Amsterdam
June 2022
- Lesson with
15 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
V3 Woordenschat H5 en H6
March 2020
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education
thema 3 Level 2 explore 2
September 2022
- Lesson with
16 slides
Boekhouden lift 3d/a
Secundair onderwijs
Kidsweek woordenschat week 5 A + B + C
April 2024
- Lesson with
16 slides
Woordenschat
Lager onderwijs
Thema 18.3
October 2023
- Lesson with
31 slides
NT2
Hoger onderwijs
KIDSWEEK 37/38 : Scoops Titanic museum (woordenschat)
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs