Bezittelijke Voornaamwoorden

Bezittelijke Voornaamwoorden
Wat betekent 'bezit' ??? 


Wat is van jou, wat heb jij allemaal??
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Bezittelijke Voornaamwoorden
Wat betekent 'bezit' ??? 


Wat is van jou, wat heb jij allemaal??

Slide 1 - Slide

Persoonlijk en bezittelijke vnw

Slide 2 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord in een zin:

- Ik eet een banaan.                       Ik eet mijn banaan. 

- Dat huis is van jou.                      Dat is jouw huis.     

- Alim zijn fiets is weg.                   Waar is zijn fiets?   

- De iPad is van Miliena.                Het is haar ipad. 

Slide 3 - Slide

Vraag 1:
Schrijf drie voorbeelden op van een bezittelijk voornaamwoord.
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Ik heb een hond,
het is ............. hond.
A
jouw
B
ons
C
mijn
D
haar

Slide 5 - Quiz

Wij hebben een mooi lokaal,
het is .................lokaal.
A
mijn
B
hun
C
haar
D
ons

Slide 6 - Quiz

Hij heeft mooi zwart haar,
het is ................haar.
A
mijn
B
zijn
C
haar
D
ons

Slide 7 - Quiz

Ze heeft een lieve zus,
het is .................zus.
A
haar
B
mijn
C
onze
D
hun

Slide 8 - Quiz

Zij hebben een rode auto,
het is ...........auto.
A
haar
B
zijn
C
hun
D
mijn

Slide 9 - Quiz

U heeft een mooie telefoon,

het is ..............telefoon.
A
uw
B
jouw
C
haar
D
mijn

Slide 10 - Quiz

Jullie hebben sportschoenen,

het zijn ........... sportschoenen.
A
ons
B
onze
C
mijn
D
jullie

Slide 11 - Quiz

Jij hebt een mooie fiets,

het is ........... fiets.
A
jouw
B
mijn
C
onze
D
hun

Slide 12 - Quiz

Mijn man en ik hebben een mooi huis,

het is ............huis.
A
mijn
B
hun
C
ons
D
onze

Slide 13 - Quiz

De tas van Melek,
het is ...................tas.
A
ons
B
haar
C
zijn
D
mijn

Slide 14 - Quiz

De map van Ebu,
het is ............ map.
A
zijn
B
onze
C
haar
D
mijn

Slide 15 - Quiz

De bril van de juf,
het is ....................bril.
A
mijn
B
onze
C
zijn
D
haar

Slide 16 - Quiz

Vraag 17
Schrijf zes voorbeelden op van een bezittelijk voornaamwoord.
timer
1:00

Slide 17 - Slide