Verwijswoorden - les 2 - pers. vnw (onderwerpvorm)

verwijswoorden - les 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Taal

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

verwijswoorden - les 2

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Ik kan een persoonlijk voornaamwoord  in een tekst vinden.
2. Ik vertel waar een persoonlijk voornaamwoord naar verwijst. 

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Wat is een verwijswoord?
Het verwijst naar een woord wat al eerder is gebruikt in de tekst.

 

Slide 4 - Slide

Persoonlijk vooraamwoorden
Als je de naam ‘persoonlijk voornaamwoord’ bekijkt, kun je al zien dat dit woord heel vaak verwijst naar een persoon.

In deze zinnen is dat ook het geval:
1.  Zij hebben een kerstdiner gemaakt.
2. Doe jij de deur even dicht?
3. Heeft hij haar wel gezien?

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord kan ook naar andere dingen verwijzen dan mensen. 
Bijvoorbeeld op dieren of dingen:
1. De hond is gaan liggen. Hij is moe.
2. De buren hebben hun grote kast verkocht. Hij stond in de weg.

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoorden
verwijst naar:
  • mensen
  • dieren
  • dingen

persoonlijk voornaamwoord = pers. vnw.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

persoonlijk
voornaamwoorden

Slide 9 - Mind map

Persoonlijk voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Ik ga bij Hanne spelen.
Wat is het pers vnw?

Slide 11 - Open question

Zij is een lief meisje.
Wat is het pers. vnw?

Slide 12 - Open question

Hij heeft Camiel gezien.
Wat is het pers. vnw.?

Slide 13 - Open question

Hij heeft de jongen geholpen.
Wat is het pers. vnw.?

Slide 14 - Open question

Waar halen zij dit jaar hun kerstboom vandaan?
Wat is het pers. vnw.?

Slide 15 - Open question

Heb jij die jongen al eens eerder gezien?
Wat is het pers. vnw.?

Slide 16 - Open question

Zij werken hard op school.
Wat is het pers. vnw.?

Slide 17 - Open question

Jullie brengen ieder jaar een cadeautje.
Wat is het pers. vnw.?

Slide 18 - Open question

Waar komen zij en de moeder vandaan?
Wat is het pers. vnw.?

Slide 19 - Open question

Hij heeft heel de nacht buiten geslapen.
Wat is het pers. vnw.?

Slide 20 - Open question