Les 1.8 7 okt

 Today
  • Reflectie SO unit 1
  • Word order: 
       -  Short recap & practice
       -  Translate the sentence 
  • Check homework exercises

  • Study irregular verbs / vocabulary unit 1

1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Today
  • Reflectie SO unit 1
  • Word order: 
       -  Short recap & practice
       -  Translate the sentence 
  • Check homework exercises

  • Study irregular verbs / vocabulary unit 1

Slide 1 - Slide

Reflectie SO unit 1
1.  Hoeveel tijd heb je aan het leren besteed?
2. Leg uit hoe je geleerd hebt. (lezen, opschrijven, overhoren etc.)
3. Voldoende: wat heb je gedaan voor deze toets waardoor je
    tevreden bent over het resultaat?
    Onvoldoende: Wat kun je de volgende keer anders doen als het
    resultaat je tegenvalt?
4. Wat kan de docent anders en/of meer doen tijdens de les?


Slide 2 - Slide

Word order

Slide 3 - Slide

wie / wat
onderwerp
doet
werkwoorden
wat / wie
meew. / lijd. voorwerp

waar
plaats
wanneer
tijd
Karen
is reading
a comic book
in her room
right now

Slide 4 - Drag question

wie / wat
onderwerp
doet
werkwoorden
wat / wie
meew. / lijd. voorwerp

waar
plaats
wanneer
tijd
ran
last year
in New York
I
a marathon

Slide 5 - Drag question

wie / wat
onderwerp
doet
werkwoorden
wat / wie
meew. / lijd. voorwerp

waar
plaats
wanneer
tijd
met
in a bar
him
Peter
last year

Slide 6 - Drag question

newspaper / every / reads / a / Tim / day/ in the living room

Slide 7 - Open question

day / he / the / every / same /
clothes / wears

Slide 8 - Open question

a few / them / can / I / questions /
ask / ?

Slide 9 - Open question

Translate
  1. Gaat zij haar grootouders vanavond om acht uur bellen?
  2. Hun docent vraagt of zij hun tassen kunnen verzamelen (=collect).
  3. Wat ben je aan het koken? Ik ben rijst aan het koken. 
  4. Die vriend van mij ontdekte (=discover) gisteren een nieuw spel op zijn iPad. Hij is het nu aan het spelen.
  5. Victor gaat op 23 januari zijn verjaardag vieren, toch?

Slide 10 - Slide

Translate
  1. Is she going to call her grandparents at 8 o'clock tonight?
  2. Their teacher asks if they can collect their bags.
  3. What are you cooking? I'm cooking rice.
  4. That friend of mine discovered a new game on his iPad yesterday. He's playing it now.
  5. Victor is going to celebrate his birthday on January 23, isn't he?

Slide 11 - Slide

Check homework
Done?

    • Study irregular verbs  (GB page 38-39)
    • Study vocabulary unit 1  (Quizlet)
    Check: Oefentekst 1  (GB page 40-41)

      Check: Catch up  (WB page 36-37)

        Slide 12 - Slide