Vraagwoorden

Het protest van de boeren is vrijdag uit de hand gelopen. Zo ging het er bij de betoging in Brussel erg grimmig aan toe. Politiemensen werden bekogeld met bommetjes, eieren en lege bierflesjes, standbeelden werden vernield en autobanden werden in brand gestoken. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het protest van de boeren is vrijdag uit de hand gelopen. Zo ging het er bij de betoging in Brussel erg grimmig aan toe. Politiemensen werden bekogeld met bommetjes, eieren en lege bierflesjes, standbeelden werden vernield en autobanden werden in brand gestoken. 

Slide 1 - Slide

Doel: 

Doel
- Ik kan de belangrijkste informatie uit een tekst halen door vragen te stellen via de vraagwoorden wie/wat/waar/wanneer.
- Ik kan de begrippen wie/wat/waar/wanneer herkennen

Slide 2 - Slide

Vraagwoorden: wie, wat, waar en wanneer
Vraagwoorden zijn woorden die gebruikt worden om een open vraag te stellen. Dit zijn vragen waarop niet met ja of nee geantwoord kan worden. 

Bv. 
- Over wie gaat de tekst? 
- Wat is er aan de hand? 
- Waar gebeurt het? 
- Wanneer gebeurt het? 


Slide 3 - Slide

Over wie gaat de tekst? 

Wat is er aan de hand? 

Waar gebeurt het? 

Wanneer gebeurt het? 
Het protest van de boeren is vrijdag uit de hand gelopen. Zo ging het er bij de betoging in Brussel erg grimmig aan toe. Politiemensen werden bekogeld met bommetjes, eieren en lege bierflesjes, standbeelden werden vernield en autobanden werden in brand gestoken. 

Slide 4 - Slide

Vraagwoorden: wie, wat, waar en wanneer

Wie, wat, waar en wanneer zijn belangrijke vraagwoorden in het Nederlands. 

Vraagwoorden zijn belangrijk voor het begrijpen van een tekst omdat ze helpen om informatie uit de tekst te halen

Door vragen te stellen over de tekst, kun je de inhoud beter begrijpen en onthouden

Slide 5 - Slide

Werkbundel: 
Wie? Wat? Waar? Wanneer?
Neem je werkbundel en ga aan de slag!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat heb jij onthouden? 
Een tekst kan je verkennen door ....................................................................... te stellen. Je kan hierdoor beter de inhoud begrijpen en onthouden. 
Je kan hiervoor 4 ................................................................................... gebruiken, namelijk ......................, ................................................, ..................................................... en ..................................................................

Of je kan volgende vragen stellen: 
- .......................................... gaat de tekst? 
- ....................................is er aan de hand? 
- ..............................................gebeurt het? 
- ..............................................gebeurt het? 


Slide 15 - Slide