Vraagwoorden voorbeeld

In IJsland is Svartsengi, het vulkaan-gebied opnieuw een gevaar. Dit gebied scheurde opnieuw open. Dat zorgde voor een groot spektakel van licht en vuur. Maar dat is niet zonder gevaar. Scheuren in de aarde maakten grote schade aan wegen. En lava rolde het dorp Grindavik binnen. Daar brandden huizen af. De inwoners waren gevlucht. Dat gebeurde ook al in december. Toen liep de lava het dorp voorbij.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

In IJsland is Svartsengi, het vulkaan-gebied opnieuw een gevaar. Dit gebied scheurde opnieuw open. Dat zorgde voor een groot spektakel van licht en vuur. Maar dat is niet zonder gevaar. Scheuren in de aarde maakten grote schade aan wegen. En lava rolde het dorp Grindavik binnen. Daar brandden huizen af. De inwoners waren gevlucht. Dat gebeurde ook al in december. Toen liep de lava het dorp voorbij.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doel: 

Doel
- Ik kan de belangrijkste informatie uit een tekst halen door vragen te stellen via de vraagwoorden wie/wat/waar/wanneer.
- Ik kan de begrippen wie/wat/waar/wanneer herkennen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden: wie, wat, waar en wanneer
Vraagwoorden zijn woorden die gebruikt worden om een open vraag te stellen. Dit zijn vragen waarop niet met ja of nee geantwoord kan worden. 

Bv. 
- Over wie gaat de tekst? 
- Wat is er aan de hand? 
- Waar gebeurt het? 
- Wanneer gebeurt het? 


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Over wie gaat de tekst? 

Wat is er aan de hand? 

Waar gebeurt het? 

Wanneer gebeurt het? 
In IJsland is sinds midden januari  Svartsengi, het vulkaan-gebied opnieuw een gevaar. Dit gebied scheurde opnieuw open. Dat zorgde voor een groot spektakel van licht en vuur. Maar dat is niet zonder gevaar. Scheuren in de aarde maakten grote schade aan wegen. En lava rolde het dorp Grindavik binnen. Daar brandden huizen af. De inwoners waren gevlucht. Dat gebeurde ook al in december. Toen liep de lava het dorp voorbij.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden: wie, wat, waar en wanneer

Wie, wat, waar en wanneer zijn belangrijke vraagwoorden in het Nederlands. 

Vraagwoorden zijn belangrijk voor het begrijpen van een tekst omdat ze helpen om informatie uit de tekst te halen

Door vragen te stellen over de tekst, kun je de inhoud beter begrijpen en onthouden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Sleep de juiste inhoud naar de juiste vraag. 
Wie? 
Wat? 
Waar?
Wanneer?
De ploegen van Belgische mannen en vrouwen in het hockey
mogen naar de Olympische Spelen
deze zomer
in Parijs

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Werkbundel: 
Wie? Wat? Waar? Wanneer?
Neem je werkbundel en ga aan de slag!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Herhaal kort de belangrijkste punten van de les en bevestig dat de leerlingen nu weten hoe ze een tekst kunnen verkennen met behulp van vraagwoorden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.