Signaalwoord: tegenstelling
Je weet al dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld bij een opsomming.
Er zijn ook signaalwoorden die een tegenstelling aangeven. Bij een tegenstelling betekenen twee woorden of twee zinnen het tegenovergestelde van elkaar.
Bijvoorbeeld: De weerman voorspelde mooi weer, maar het regende pijpenstelen.
Signaalwoord: maar.
Tegenstelling: mooi weer – het regende pijpenstelen.