2.1 memo

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

2.1 Griekse Stadstaten

Een nieuw tijdvak:

De tijd van Grieken en Romeinen.

(3000 v.Chr. - 500 na Chr.)

Het oude Griekenland

• Griekenland was geen geheel, maar bestond uit zelfstandige stadstaten.

• Ontstonden rond 800 v.C.

• Er waren ontzettend veel van deze stadstaten

• Veel gebergten tussen deze stadstaten. 

Verschillen Griekse stadstaten:

Elke stadstaat had een eigen bestuur dat zijn eigen wetten maakte.. Hoe een land bestuurd wordt noemen we politiek.

Overeenkomsten stadstaten:

1. Dezelfde taal.
2. Geloofden in dezelfde goden.
3. De Grieken leefden van de landbouw en dreven ook veel handel. 

Stadstaat Athene

• Rond 500 v.C. ontstond er in Athene democratie = het volk mag meebeslissen in het bestuur
• Een grote groep mannen kreeg burgerrechten
• Burger = iemand met burgerrechten
• Niet iedereen was burger van een stadstaat

Stadstaat Athene

• Je was Atheens burger als je:

1. vrij was
2. man was
3. in Athene geboren
4. ouder dan 18 jaar

Stadstaat Athene

• De Atheense burger kon beslissen in de volksvergadering.
• Hier werden wetten goedgekeurd en besluiten genomen over oorlog en vrede
• De raad van 500 deed voorstellen van nieuwe wetten
• Elk jaar zaten er door loting weer nieuwe leden in

Stadstaat Athene

• Niet alle inwoners van Athene hadden burgerrechten
• Er was grote ongelijkheid in Athene:

1. Burgers en niet-burgers
2. Vrije mensen en slaven
3. Mannen en vrouwen

Godenverhalen en wetenschap

• Grieken wilden alles kunnen verklaren
• Eerst via goden en mythen:

1. Zeus (oppergod)
2. Poseidon (god van de zee)
3. Hades (god van de onderwereld)
4. Hera (godin van het huwelijk)
5. Athena (godin van oorlogvoering)

Godenverhalen en wetenschap

• Rond 600 v.C. kwam hier verandering in
• Grieken gingen onderzoek doen en logisch nadenken
• Iets bewijzen door onderzoek te doen noemen we wetenschap

Godenverhalen en wetenschap

• De Griekse cultuur is zo belangrijk geweest dat we het vandaag nog merken:

1. Democratie
2. Wetenschap
3. Griekse godenverhalen
4. Griekse kunst

• Oudheid = periode tussen 3000 v.C. en 500

Huiswerk

Blz. 75 t/m 80

opdracht 1 t/m 11