This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Het Ademhalingsstelsel
Slide 1 - Slide
Herhaling vorige les, bloed en lymfe
Slide 2 - Slide
Als men bloed afneemt dan gebeurt dat meestal uit een ader
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Dankzij hartkleppen stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers
Slide 4 - Quiz
Bloed stroomt naar de nieren via de:
A
Urineleider
B
Nierader
C
Poortader
D
Nierslagader
Slide 5 - Quiz
Waar komt het bloed uit de onderste holle ader het eerst terecht?
A
Rechter atrium
B
Rechter ventrikel
C
Linker atrium
D
Linker ventrikel
Slide 6 - Quiz
Uit welke 2 elementen bestaat bloed?
A
Hemoglobine en bloedplasma
B
Bloedplasma en hormonen
C
Bloedcellen en Hemoglobine
D
Bloedplasma en bloedcellen
Slide 7 - Quiz
Op welke plek in het plaatje wordt het 'blauwe' bloed 'rood'?
A
Hart
B
Lever
C
Nieren
D
Longen
Slide 8 - Quiz
Lymfe stroomt sneller dan bloed
A
waar
B
niet waar
C
soms
Slide 9 - Quiz
Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 10 - Quiz
Waar of niet waar: Het bloed in slagaders is altijd zuurstofrijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Hoe stroomt het bloed door de kleine bloedsomloop?
A
Hart - longen - hart
B
Hart - longen - organen
C
Hart - organen - longen
D
Hart - hersenen - hart
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
www.npo.nl
Slide 14 - Link
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Tijdens het inademen komt lucht het lichaam binnen. Hoeveel procent van de ingeademde lucht bestaat uit zuurstof?
Slide 28 - Open question
Waaruit bestaat het grootse deel van de ingeademde en uitgeademde lucht?
Slide 29 - Open question
De ademhaling kan via de mond, maar ook via de neus plaatsvinden. Waarom verdient de neusademhaling de voorkeur? Noem drie belangrijke redenen.
Slide 30 - Open question
De lucht gaat via de mondholte, of via de neusholte naar de keelholte. De keelholte laat niet alleen de in- en uitgeademde lucht door, maar ook voedsel. Hoe zorgt het lichaam ervoor dat er geen voedsel in de luchtweg komt?
Slide 31 - Open question
Om de ademhaling tot stand te brengen, zijn er veel spieren actief. Welke spieren werken mee aan de ademhaling?
Slide 32 - Open question
Leg uit wat er gebeurt met het middenrif bij de inademing.
Slide 33 - Open question
De ademhalingsspieren trekken zich samen wanneer.................................................