Spelling 7.3 M4 meervoud en verkleinwoorden

Spelling

7.3 meervoud-verkleinwoorden

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling

7.3 meervoud-verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Lezen
  • Terugblik
  • Meervoud
  • Verkleinwoorden

Slide 2 - Slide

15 minuten lezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Wanneer een hoofdletter?
• Begin van een zin
• Bij (aardrijkskundige) namen
• Officiële feestdagen
• Historische gebeurtenissen
• Instellingen of bedrijven

Bijv: Kerstmis, Nieuwjaar, Hemelvaartsdag

Slide 4 - Slide

Wanneer geen hoofdletter?
  • Dagen, maanden & seizoenen 
  • Windstreken
  • Afgeleiden van feestdagen (tweede kerstdag, oudejaarsavond)
  • Namen waarbij je niet meer aan de naam denkt (spa blauw)
  • Namen voor geloven en hun aanhangers (christendom, moslim)

Slide 5 - Slide

Meervoud zelfstandig naamwoord
Meervoud op -s

De s schrijf je vast als de uitspraak correct blijft. 
Verandert de uitspraak, dan schrijft je 's. 

Bijvoorbeeld: cadeaus - menu's - havo's - kangoeroes

Slide 6 - Slide

Meervoud zelfstandig naamwoord
  • Klinkerweglating: gevaar - gevaren
  • Medeklinkervervanging: roos - rozen
  • Medeklinkerverdubbeling: blik - blikken
    Let op! Als het woord eindigt op een onbeklemtoonde -ik, -es, -et verdubbelt de medeklinker niet. Bijvoorbeeld: monniken, bangeriken, luiwammesen

Slide 7 - Slide

Meervoud zelfstandig naamwoord
  • Meervoud op -en en -s. Bijvoorbeeld: gedachten/gedachtes of seconden/secondes.
  • Vreemde meervouden
    dosis - doses of dosissen
    museum - musea of museums
    datum - data of datums

Slide 8 - Slide

Meervoud zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord op -ee of -ie

Bacteriën = de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep
Categorieën = de klemtoon ligt op de laatste lettergreep

Slide 9 - Slide

Verkleinwoorden
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal                    -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 10 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                   opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 11 - Slide

Luister goed
De woorden aan de linkerkant hebben allemaal een lange klank
aa / oo/ uu/ oo /ie/, maar je schrijft ze met één letter.

Om de lange klank te behouden, schrijf je in het meervoud een komma voor de s.

kilo’s

menu's

panda's

kiwi’s

guppy’s

Slide 12 - Slide

let op
Bij woorden op -ee en -ie is dit niet nodig.

Daarom schrijf je de s in die gevallen aan het woord vast.

tralies

abonnees

dictees

toffees

tralies

guppy’s

Slide 13 - Slide

Opdrachten én huiswerk voor maandag:
Van de vorige lessen (in je boek): 
7.3
1, 4, 6, 11, 13, 14

Vandaag (online):
15, 16, 17, 21, 25, 38
Let op: deze opdrachten staan bij de extra opdrachten!

Slide 14 - Slide

Afsluiting
Huiswerk: 
Maak Blok 6, deel 1.
Opdr. 8, 9, 10, 11, 12, 13 & 14
Denk ook aan boeken lezen!

Slide 15 - Slide