Les 6 BTZ online do 9 december 2021

Welkom bij Nederlands!!

Donderdag 9 december online

EZBTB-21HZ09F
EZBTB-21MV09F

14:00-16:00 uur
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!!

Donderdag 9 december online

EZBTB-21HZ09F
EZBTB-21MV09F

14:00-16:00 uur

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

'Regels' onlineles
- Geluid uitzetten i.v.m ruis op de lijn.
- Heb je een vraag? Steek je virtuele handje op in Lessonup. Geldt ook als ik een vraag stel. Om te antwoorden mag je natuurlijk je geluid aanzetten.
- Blijf de hele les in de Lessonup omgeving, dan kun je als het moet de interactieve vragen beantwoorden.

Vragen/opmerkingen hierover?

Slide 3 - Slide

Hoe gaat het? Kies een emoji :)
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll


Ik ben tevreden over mijn voortgang op school tot nu toe.


010

Slide 5 - Poll

Update betoog
- Het presenteren van je betoog gaat alleen gebruikt worden om te oefenen!! Voor het officiële examen krijgen jullie een andere opdracht dan het betoog. 

Ook belangrijk: Je stuurt je gemaakte betoog uiteindelijk ook naar je slb'er als bewijs voor inspanning voor L&B. Zij tekenen dit dan voor je af! (ik geef feedback)

Slide 6 - Slide

Workshop theorie
-> Je kan aantekeningen maken als je dat wil. 
-> als je vragen hebt over de stof, schrijf ze op, dan kun je die later aan mij stellen.

Onderdeel 1:
Leesmanieren

Slide 7 - Slide

Verkennend lezen
 
Globaal lezen

 Intensief lezen

 Zoekend lezen

Slide 8 - Slide

- Verkennend lezen
Als je wilt weten om wat voor tekstsoort het gaat en wat het doel van de tekst is, lees je verkennend. Je kijkt dan naar de titel, de tussenkopjes, de illustraties en de bronvermelding. Bijvoorbeeld als je wilt weten of je een tekst kunt gebruiken voor een verslag.

- Globaal lezen (of luisteren)
Als je wilt weten wat het belangrijkste is, lees of luister je globaal. Je let dan op de grote lijnen, op de hoofdzaken. Bij een geschreven tekst staan de hoofdzaken meestal in de eerste zin van elke alinea.



 

- Verkennend lezen
Als je wilt weten om wat voor tekstsoort het gaat en wat het doel van de tekst is, lees je verkennend. Je kijkt dan naar de titel, de tussenkopjes, de illustraties en de bronvermelding.  



- Globaal lezen (of luisteren)
Als je wilt weten wat het belangrijkste is, lees of luister je globaal. Je let dan op de grote lijnen, op de hoofdzaken. De hoofdzaken staan meestal in de eerste of laatste zin van elke alinea.

Slide 9 - Slide

- Intensief lezen (of luisteren)
Als alle informatie belangrijk voor jou is, lees of luister je intensief. Bijvoorbeeld als je de inhoud moet onthouden voor een toets.



- Zoekend lezen (of luisteren)
 Als je een antwoord wilt hebben op een specifieke vraag, lees of luister je heel gericht. Je let op bijvoorbeeld een bepaald woord, een naam of een beschrijving . Je leest of beluistert alleen die stukken van de tekst die met jouw vraag te maken hebben.

Slide 10 - Slide


Onderdeel 2:
Tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 11 - Slide

Wat zijn tekstverbanden?
          Als je tekstverband in een tekst aanbrengt, zorg je voor samenhang in een tekst.
          Voor logica in de volgorde van de ene zin naar de andere en de ene alinea naar de andere. 
          Zo begrijpen lezers sneller waar de tekst over gaat en leest de tekst ook makkelijker. 

               Je brengt dus het verband aan tussen zinnen en tussen alinea’s.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld tekstverband 'tussen zinnen'
In de tweede tekst zorgen de vetgedrukte woorden ervoor dat er verband in de tekst komt. De zinnen staan met elkaar in verbinding. De woorden die daarvoor zorgen, heten signaalwoorden.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Voorbeeld tekstverband 'tussen alinea's' 
Twee alinea's die iets met elkaar te maken hebben. Wat is het verband tussen beide alinea's? Je kijkt dan naar de eerste zin van de opvolgende alinea.

'Op de eerste plaats staat........................ mogelijk te maken'. Dan moet jij weten dat  hier een signaalwoord staat -> op de eerste plaats. Het tekstverband is dus een opsomming. Het geeft een opsomming weer van wat 'complete comfortgerichte aanbod van de klinieken' inhoudt.

Slide 15 - Slide

De meest voorkomende verbanden + signaalwoorden

Slide 16 - Slide

Pauze

10 minuten

Blijf in de vergadering en zet je beeld en geluid even uit.

Tot zo :)

Slide 17 - Slide


Onderdeel 3:
Interpunctie en hoofdletters

Slide 18 - Slide

Wat wordt verstaan onder interpunctie?
"Het gebruik van leestekens in een tekst"

Leestekens zorgen ervoor dat de nadruk op de juiste plek komt te liggen. Als je bijvoorbeeld een komma op een verkeerde plek gebruikt kan de zin een heel andere betekenis krijgen.

Te zien in dit simpele voorbeeld:
Schiet op Oma’ of ‘Schiet op, Oma’.

Slide 19 - Slide

De meest voorkomende interpunctietekens in Nederland:

                  
Punt .
      Komma ,
                             Aanhalingstekens "

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Meestal ook voor bepaalde signaalwoorden: want, maar, omdat
- Zij wandelt graag buiten, omdat ze zich dan opgeladen voelt.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hoofdletters
Een hoofdletter gebruik je in de volgende gevallen:
1. Bij het eerste woord van een zin.
2. Bij namen van personen en dieren (de aanspreeknaam: dus: Onze poes heet Poekie of ik ben Malieke).
3. Bij aardrijkskundige namen. Dat zijn dus namen van plaatsen, provincies, landen, rivieren, bergen, maar ook talen en volkeren (Duitsland, de Rijn, Nederlands, Pyreneeën).
4. Bij namen van unieke instellingen, merken, bedrijven en titels (de Hoge Raad, Coca-Cola, Wehkamp, de Tweede Kamer).
5. Officiële feestdagen en religieuze feesten (Kerstmis, Pasen,  Koningsdag, het Suikerfeest).

Slide 25 - Slide

In de volgende gevallen gebruik je geen hoofdletter:
1. Bij algemene aanduidingen voor plaatsen en bedrijven: een plein, een postkantoor
2. Bij soortnamen van dieren: een papegaai
3. Bij benamingen van godsdienstige, maatschappelijke of artistieke stromingen en hun aanhangers: christendom, marxisme, kubisme, moslim
4. Bij samenstellingen die geen feestdag aanduiden: kerst, moederdagaanbieding, suikerfeestcadeaus.
4. Bij functienamen: docent, directeur, verpleegkundige
5. Bij dagen van de week en maanden van het jaar: maandag, september

Slide 26 - Slide

Quizvragen.....

Slide 27 - Slide

Je wilt weten wat de belangrijkste hoofdzaken uit een tekst zijn. Je leest.....
A
Verkennend
B
Globaal
C
Zoekend
D
Intensief

Slide 28 - Quiz

Als je in een tekst over dementerende ouderen wil weten hoe je de cliënt moet benaderen, lees je zoekend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Tekstverband:

Ik kan wel naar je toe komen, maar ik moet wel om acht uur weg.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden
D
Voorbeeld

Slide 30 - Quiz

Tekstverband:

Eerst ging ik naar mijn moeder, daarna naar de winkel en uiteindelijk naar huis.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Reden
D
Oorzaak/gevolg

Slide 31 - Quiz

Tekstverband:

Al met al heb ik ervan geleerd.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Conclusie
D
Reden

Slide 32 - Quiz

De komma in deze zin is goed geplaatst:

Marije gaat volgende week op vakantie, als de maatregelen het toelaten.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

Schrijf de volgende woorden correct. Let op hoofdlettergebruik:

- meneer van der velden
- zeeuws- vlaanderen
- kerst

Slide 34 - Open question

Welke zin is goed als je let op interpunctie?
A
Ik moest gisteren werken terwijl, de anderen vakantie hadden.
B
De docent zei tegen de leerling: "Wat heb je dat weer goed gedaan."
C
Sinds dit schooljaar is zij begonnen met werken op het m.b.o

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Bespreken tekst 'Dental Wellness'
Hoe kunnen we dit doen?

Optie 1 = Ik vertel hardop hoe je bij de antwoorden komt en jullie kijken mee.

Optie 2 = Ik geef jullie willekeurig een beurt en jullie geven aan wat je hebt als antwoord.

Slide 37 - Slide

Ik kies:
A
Optie 1
B
Optie 2

Slide 38 - Quiz

Vragen?
Blijf hangen :)

Slide 39 - Slide