Tekstopbouw en samenhang

Huishoudelijke mededelingen

Iedereen die nog moet is opgegeven voor het examen Lezen/Luisteren 2F, deze is tussen 23 oktober en 15 december

Iedereen die wilde is opgegeven voor het examen Lezen/Luisteren 
3F, deze is tussen 23 oktober en 15 december 

Let op: neem je ID-bewijs mee naar het examen!!
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Huishoudelijke mededelingen

Iedereen die nog moet is opgegeven voor het examen Lezen/Luisteren 2F, deze is tussen 23 oktober en 15 december

Iedereen die wilde is opgegeven voor het examen Lezen/Luisteren 
3F, deze is tussen 23 oktober en 15 december 

Let op: neem je ID-bewijs mee naar het examen!!

Slide 1 - Slide

Lezen/Luisteren 2F of 3F
Week
Onderwerp
1
Geen les, introductieweek
2
Terugblik vorig jaar en 0-meting Taalblokken
3
Lesuitval
4
Tekstsoorten, -doelen, -vormen + leesstrategieën + hoofdgedachte/onderwerp
5
Prinsjesdag = vrij
6
Tekstopbouw en samenhang
7
Hoofd- en bijzaken + informatie en meningen
8
Samenvatten en evalueren
x
Herfstvakantie
9
Toets Lezen/Luisteren 2F of 3F of Examen?
10
Bufferweek 

Slide 2 - Slide

Wat doen we vandaag?

1. Ophalen kennis: herhaling stof 2 weken geleden in LessonUp

2. Opwarmoefening

3. Theorie en oefeningen Tekstopbouw en Samenhang in de LessonUp

4. Zelfstandig opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Theorie van de vorige lessen oefenen
7 vragen | 30 seconden per vraag

Slide 4 - Slide


Je wilt weten waar dit boek over gaat maar je spreekt geen Frans. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Gericht
D
Intensief

Slide 5 - Quiz



Wat voor soort teksten staan er in dit boek?
A
Informatief
B
Instructief
C
Betogend
D
Er staan geen teksten in

Slide 6 - Quiz


Met behulp van welk teken
kun je het onderwerp van een tekst vinden?
A
een @
B
een #
C
een ©
D
een <3

Slide 7 - Quiz



Wat voor tekstvorm is dit?
A
Infographic
B
Gebruiksaanwijzing
C
Recept
D
Handleiding

Slide 8 - Quiz



Wat is het doel van deze app?
A
Advies geven
B
Overhalen
C
Informeren
D
Instructie geven

Slide 9 - Quiz


Wat geeft de belangrijkste boodschap
van een tekst weer?
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte

Slide 10 - Quiz



Je wilt weten welke microfoon je moet gebruiken om een podcast te maken. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Gericht
D
Intensief

Slide 11 - Quiz

Lezen/Luisteren 
Tekstsoort
Tekstdoel
Tekstvorm (voorbeelden)
Informatief
Instructief
Betogend
Info geven
Uitleg geven hoe
Overhalen met mening
Krant
Handleiding
Betoog
Verkennend
Globaal
Gericht
Intensief
4 leesstrategieën

Slide 12 - Slide

Lezen/Luisteren 
Onderwerp
Hoofgedachte
Samenvatten in één zin
Samenvatten in één of een paar woorden
Verkennend lezen
Globaal of intensief lezen
Waarover gaat de tekst
Wat is de belangrijkste informatie in de tekst
#
caption

Slide 13 - Slide

Lezen/Luisteren 
Opwarmoefening
5 min

Slide 14 - Slide

Lezen/Luisteren 
Tekstopbouw
Titel
1
Inleiding
Middenstuk
Slot
2
3
4
niet meer dan één zin
hierin staat altijd de aanleiding: waarom iemand schrijft
is altijd meer dan één alinea en heeft alle argumenten (ten eerste, ten tweede, ten derde...), vaak tussenkopjes
met belangrijkste conclusies van een tekst (kortom, samenvattend..)

Slide 15 - Slide

Stellingen over tekstopbouw
8 vragen | 30 seconden per vraag

Slide 16 - Slide


'een titel kan nooit een vraag zijn'
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz


'het antwoord op de hoofdvraag van een tekst staat in het slot'
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz


'aanleiding betekent hetzelfde als inleiding'
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz


'in een krantenbericht staat de naam van de schrijver altijd na de titel'
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz


'de inleiding is altijd een dikgedrukt stuk tekst'
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz


'onder een tussenkopje staat altijd maar één alinea'
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz


'in het slot word je enthousiast gemaakt om de tekst te lezen'
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz


'in een sollicitatiebrief noem je in de inleiding de vacature waarop je reageert'
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Bij welk onderdeel hoort de zin..?
6 vragen | 1 minuut per vraag

Slide 25 - Slide

zin:

'Ten derde zorgen telefoons ervoor dat studenten veel te veel tijd achter een scherm zitten'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 26 - Quiz

zin:

'Gisteren zei minister Wiersma dat hij telefoons in de klas wil verbieden. Daar ben ik het niet mee eens. In deze tekst vertel ik waarom'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 27 - Quiz

zin:

'Telefoonverbod heeft negatief effect op studenten'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 28 - Quiz

zin:

'Voorstanders van het verbod zeggen dat de concentratie van studenten achteruit gaat, maar dat is een slecht argument want...'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 29 - Quiz

zin:

'Kortom: het verbod van minister Wiersma heeft een negatief effect op studenten'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 30 - Quiz

zin:

'Studenten hebben de telefoon in de klas nodig. Een voorbeeld daarvoor is de LessonUp'
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot

Slide 31 - Quiz

Lezen/Luisteren 
Tekstsoort
Tekstdoel
Tekstvorm (voorbeelden)
Informatief
Instructief
Betogend
Info geven
Uitleg geven hoe
Overhalen met mening
Krant
Handleiding
Betoog
Verkennend
Globaal
Gericht
Intensief
4 leesstrategieën

Slide 32 - Slide

Lezen/Luisteren 
Onderwerp
Hoofgedachte
Samenvatten in één zin
Samenvatten in één of een paar woorden
Verkennend lezen
Globaal of intensief lezen
Waarover gaat de tekst
Wat is de belangrijkste informatie in de tekst
#
caption

Slide 33 - Slide

Lezen/Luisteren 
Tekstopbouw
Titel
1
Inleiding
Middenstuk
Slot
2
3
4
niet meer dan één zin
hierin staat altijd de aanleiding: waarom iemand schrijft
is altijd meer dan één alinea en heeft alle argumenten (ten eerste, ten tweede, ten derde...), vaak tussenkopjes
met belangrijkste conclusies van een tekst (kortom, samenvattend..)

Slide 34 - Slide

Lezen/Luisteren 
Samenhang (tussen onderdelen van een tekst)
Je gebruikt in een tekst signaalwoorden

Een signaalwoord verbindt stukken tekst, bijvoorbeeld twee alinea's of twee zinnen

Een signaalwoord geeft iets aan (geeft 'een signaal') over de relatie tussen die twee stukken tekst

Slide 35 - Slide

Vragen over samenhang/signaalwoorden
8 vragen | 30 seconden per vraag

Slide 36 - Slide



Wat geeft het signaalwoord 'vroeger' aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsbepaling
D
Voorbeeld

Slide 37 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'tot slot' aan?
A
Conclusie
B
Oorzaak-gevolg
C
Tijdsbepaling
D
Opsomming

Slide 38 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'mits' aan?
A
Voorwaarde
B
Conclusie
C
Opsomming
D
Argument

Slide 39 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'en' aan?
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Argument

Slide 40 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'daardoor' aan?
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Argument

Slide 41 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'anderzijds' aan?
A
Voorbeeld
B
Tijd
C
Samenvatting
D
Tegenstelling

Slide 42 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'ten derde' aan?
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Argument

Slide 43 - Quiz



Wat geeft het signaalwoord 'nadat' aan?
A
Tijdsbepaling
B
Oorzaak-gevolg
C
Voorbeeld
D
Vergelijking

Slide 44 - Quiz

Maak de werkbladen (2F en 3F doen hetzelfde)

Slide 45 - Slide