le 7 décembre

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Vendredi 16 novembre

Il y a des absents?/Qui n'est pas là?

LE TRAVAIL DE LA SEMAINE

- Faire et corriger: ex. 26-32                                                                         

- Apprendre: verbes G, voca H, gramm I

- Réviser: voca F

- S'entraîner: en ligne (slim stampen, quizlet)

AUJOURD'HUI

- Interro voca chapitre 2 ABE

- Questions: 19-26?

- Corriger ensemble: ex.26 (let op: venir de!!)

- Prononciation : voca H

- Expliquer: gramaire I

- Devoirs pour mercredi:  

• faire t/m 32, apprendre GHI

 

Notez!

LUNDI: herkansing entreetroets

tijdens mentoruur!

Utilisez les phrases clés J!

Meewerkend voorwerp!

me                    Meewerkend voorwerp:

te                      - voor de pv

lui                     - behalve als er een heel werkwoord in zin is

nous               bv Je lui donne un cadeau.

vous                      Je vais lui donner un cadeau.

leur

Verbes G!

Werkwoord venir (devenir, revenir)

komen = venir

terugkomen = revenir

worden = revenir

présent  + passé composé: van Nl naar Frans!
imparfait + futur simple : van Fa naar Nl

Verbes G!

Wij komen = 

Zij is teruggekomen =

Ik word =

Vous veniez=

Elle reviendra =

Tu devenais=

Verbes G!

Wij komen = Nous venons

Zij is teruggekomen = Elle est revenue

Ik word = Je deviens

Vous veniez = Jullie kwamen/U kwam

Elle reviendra = Zij zal terugkomen

Tu devenais = Jij werd

Verbes G!

Let op: bijzondere constructie met 'venir de'.

Venir de + heel ww = zojuist (en wat je zojuist hebt gedaan, staat in het hele werkwoord).

BIjv 

Je viens de manger une glace.

Il vient d'arriver au collège.

LA FIN

MERCI POUR VOTRE ATTENTION!

Qu'est-ce que tu as appris?

Bonnes vacances!