Lezen 5 - theorie herhalen

Welke tekstdoelen zijn er?
1 / 16
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 1 - Mind map

Een reclame heeft als doel:
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
instructie geven

Slide 2 - Quiz

Een nieuwsbericht heeft als doel:
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 3 - Quiz

Een recensie en een betoog zijn voorbeelden van...
A
overtuigende teksten
B
activerende teksten
C
informerende teksten
D
amuserende teksten

Slide 4 - Quiz

Wat bepaalt de kleur van een tekst?

Slide 5 - Mind map

Wat is satire? Geef een voorbeeld.

Slide 6 - Open question

Overzicht signaalwoorden en verbanden
Je hebt 3 minuten de tijd om het overzicht van signaalwoorden en verbanden te bekijken, daarna moet het overzicht weg

Zie toolbox

timer
3:00

Slide 7 - Slide

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'omdat'?
A
Redengevend verband
B
Concluderend verband
C
Doel- middel verband
D
Toelichtend verband

Slide 8 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'tevens'?
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Toelichtend verband
D
Opsommend verband

Slide 9 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'tenzij'?
A
Voorwaardelijk verband
B
Oorzakelijk verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 10 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'zodat'?
A
Redengevend verband
B
Concluderend verband
C
Doel-middel verband
D
Vergelijkend verband

Slide 11 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'daarentegen'?
A
Toelichtend verband
B
Oorzakelijk verband
C
Samenvattend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 12 - Quiz

Aan welk signaalwoord kun je GEEN reden herkennen?
A
Want
B
Daarom
C
Namelijk
D
Immers

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het samenvattend verband?
A
Met andere woorden
B
Daarom
C
Kortom
D
Al met al

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het oorzakelijk verband?
A
Doordat
B
Indien
C
Als gevolg van
D
Daardoor

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het opsommend verband?
A
Vervolgens
B
Bovendien
C
Eerst
D
Ten slotte

Slide 16 - Quiz