H19 Vreemd vermogen

H19 Vreemd  vermoge
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H19 Vreemd  vermoge

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de onderhandse lening beschrijven en hier twee voordelen van benoemen 
  • Je kunt rente, aflossing en restschuld van de lineaire en annuïteitenhypotheek berekenen  (herhaling H 8.3 en 8.4) 

Slide 2 - Slide

Balans BV/NV 
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente

Slide 3 - Slide

Onderhandse lening
Lening voor lange termijn verstrekt door één partij 
  • Vaak verstrekt door familie 
  • Soms als achtergestelde lening
  • achtergesteld: geldgever ontvangt pas geld terug nadat verplichtingen aan andere partijen zijn voldaan. 
  • voordelen onderhandse lening:
  • direct overleg over voorwaarden (rente en aflossing) 
  • minder bijkomende kosten

Slide 4 - Slide

Opgave 19.1 D t/m F maken
Eerder klaar? Lees paragraaf 19.1 en 19.2
timer
4:00

Slide 5 - Slide

Opgave 19.1 D t/m F 

Slide 6 - Slide

Hypothecaire lening 
  • Lening waarbij de geldgever een recht van hypotheek als onderpand verkrijgt. 
  • Meer zekerheid betekent minder risico voor financierder en hierdoor is de rente lager dan voor een normale  lening 

Slide 7 - Slide

Lineaire hypotheek
  • De aflossing is iedere periode gelijk, de rente daalt gedurende de looptijd. 
  • Nadeel: hoge lasten bij aanvang => voordeel: lasten dalen dan gedurende de looptijd


  • Aflossing = lening/aantal termijnen
  • Rente = rentepercentage x openstaande schuld begin van de periode 
  • Schuld begin periode n = lening - (n-1) x aflossing

Slide 8 - Slide

Annuïteiten hypotheek
  • De annuïteit is de som van de rente en aflossing en is iedere periode gelijk 


  • Annuïteit wordt gegeven
  • Bereken rente eind periode 1 
    Rente = rentepercentage x hoofdsom
  • Bereken aflossing = annuïteit - rente periode 1
  • Restschuld bij aanvang periode 2 = 
    hoofdsom lening - aflossing eind periode 1 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Lening € 200.000
Rente 4% per jaar
Annuïteit per jaar € 11.566,02


Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Lening € 200.000
Rente 4% per jaar
Annuïteit per jaar € 11.566,02

  • Het rentebedrag over jaar 1 bedraagt 0,04 x € 200.000 = € 8.000
  • De aflossing aan het einde van jaar 1  =  € 11.566,02 - € 8.000 = € 3.566,02

Slide 11 - Slide

Opgave 19.2  en 19.3 A t/m C maken
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Uitwerking 19.3 a en b
A    Aflossing per jaar = € 1.500.000 / 20 =    € 75.000
       Interest over 2019: € 1.500.000 x 0,05 = € 75.000  +
       Totaal betalen in 2019:                                  € 150.000

Aflossing per jaar = € 1.500.000 / 20 =                                        €   75.000,00
Schuldrest in 2020 = 1.500.000 - 75.000 = € 1.425.000
Interest over 2020: € 1.425.000 x 0,05 =                                     €   71.250,00  +
Totaal betalen in 2019:                                                                        € 146.250,00

B      annuïteitenhypotheek totaal betalen elk jaar                 € 120.363,39  -
         verschil                                                                                             €   25.886,11

Slide 13 - Slide

Uitwerking 19.3 c
Lineaire hypotheek: Aflossing per jaar = € 1.500.000 / 20 =    € 75.000

Annuïteitenhypotheek 
Eerste aflossing: annuïteit - rente van jaar 1 = € 120.363,89 - 0,05 x€ 1.500.000 = € 45.363,89
Per 31 december 2024 wordt de 6e annuïteit betaald.
De zesde aflossing = aflossing jaar 1 x 1,05 n-1 = € 45.363,89 x 1,05 5 = € 57.897,10

Slide 14 - Slide

Annuïteitenhypotheek
Aflossingsbedragen in volgende jaren kun je berekenen als je de aflossing in jaar 1 weet. Gebruik hiervoor het verband: 

Aflossing jaar n = aflossing jaar 1 x (1 + i) ^n-1

voorbeeld
Je hebt berekent dat de aflossing aan het einde van jaar 1 een bedrag betreft van € 3.566,02
Aflossing jaar 2 = € 3.566,02 x 1,04 = € 3.708,66
Aflossing jaar 3 = € 3.566,02 x 1,04 2 = € 3.857,01

Slide 15 - Slide

Annuïteitenhypotheek: restschuld berekenen
Lening € 200.000 tegen 4% per jaar, looptijd 30 jaar = Annuïteit per jaar € 11.566,02
Aflossing jaar 1 = € 11.566,02 - (0,04 x € 200.000) = € 3.566,02
Aflossing jaar 2 = € 3.566,02 x 1,04 = € 3.708,66
Aflossing jaar 3 = € 3.566,02 x 1,04 ^2 = € 3.857,01

Als je het aflossingsbedrag in een jaar weet kun je ook de rente over dat jaar berekenen, want Annuïteit = rente + aflossing 
dus:  rente = annuïteit - aflossing 

Rente eind jaar 3 = € 11.566,02 - € 3.857,01= € 7.709,01 
Dit is de betaalde rente over de openstaande schuld (schuldrest) aan het begin van jaar 3. 
 
Schuldrest begin jaar 3 = € 7.709,01 / 0,04 = € 192.725,25  (er kunnen minimale verschillen zijn in uitkomst)

Schuldrest begin jaar n = rente einde jaar n / i


rente = schuldrest x 0,04
7.709,01 = schuldrest x 0,04
schuldrest = rente / 0,04
schuldrest = 7.709,01 / 0,04
schuldrest = 192.725,25

Slide 16 - Slide

Opgave 19.3 D + E maken
timer
6:00

Slide 17 - Slide

19.3 D: alternatieve methode  
Lening € 1.500.000 tegen 5% per jaar, looptijd 20 jaar met ingangsdatum 1-1-2019 = Annuïteit per jaar € 120.363,89
Aflossing jaar 1 = € 120.363,89 - (0,05 x € 1.500.000) = € 45.363,89

Gevraagd schuldrest 31-12-2024 dit is gelijk aan de schuld op 1-1-2025 = schuld begin jaar 7
Aflossing eind jaar 7 = 45.363,89 x 1,056 = € 60.791,95
Rente eind jaar 7 = € 120.363,89 - € 60.791,95 = € 59.571,94
Dit is de betaalde rente over de openstaande schuld (schuldrest) aan het begin van jaar 7. 
 
Schuldrest begin jaar 7 = € 59.571,94 / 0,05 = € 1.191.438,78  (er kunnen minimale verschillen zijn in uitkomst)

Schuldrest begin jaar n = interest einde jaar n / i

CW Post restschuld bij n resterende termijnen = Ann x ((1+i)^-n -1) / (1+i)-1
Hoe bereken je de schuldrest?
interest = schuldrest x i  (i = interestpercentage)
schuldrest = interest / i
schuldrest = € 59.571,94 / 0,05  = € 1.191.438,78

Slide 18 - Slide

19.3 D: uitwerking volgens lesmethode  
Lening € 1.500.000 tegen 5% per jaar, looptijd 20 jaar met ingangsdatum 1-1-2019 = Annuïteit per jaar € 120.363,89
Aflossing jaar 1 = € 120.363,89 - (0,05 x € 1.500.000) = € 45.363,89

Gevraagd schuldrest 31-12-2024 = eind jaar 6  dus hierna nog 14 annuïteiten te betalen.
 
€ 120.363,89 x 1,05-1 = aflossing in laatste (20e)  jaar 
€ 120.363,89 x 1,05-2 = aflossing in één na laatste (19e) jaar 
...
€ 120.363,89 x 1,05-14 = aflossing eind 2025 


Schuldrest = som van alle toekomstige aflossingen: € 120.363,89 x ( 1,05-1 + 1,05-2+ ......... + 1,05-14 ) = € 1.191.438,93

Hoe bereken je de aflossing van het laatste jaar?
In laatste jaar moet alle restschuld worden afgelost. Dus in laatste jaar => aflossing = restschuld
annuïteit = aflossing + 0,05 x restschuld
annuïteit laatste jaar = aflossing + 0,05 x aflossing
annuïtiet = X + 0,05 X = 1,05 X
120.363,89 = 1,05 X
Aflossing laatste jaar = 120.363,89 / 1,05 = € 114.632,28

Slide 19 - Slide

Obligatielening 
Lening opgeknipt in kleinere verhandelbare delen (bewijs van deelneming in een geldlening) 

Verschillen tussen aandelen en obligaties?
  • eigen vermogen - vreemd vermogen 
  • dividend - rente 
  • wel zeggenschap - geen zeggenschap
  • geen aflossing - wel aflossing 

Slide 20 - Slide

Koers van een obligatie 
Je hebt een obligatie van € 10.000 nominaal in bezit gekocht tegen een koers van 100%. De komende 5 jaar geeft deze obligatie een vaste rente van 5% per jaar. Je wilt de obligatie verkopen, omdat je het geld nodig hebt voor een wereldreis. 

Op het moment van verkoop worden ook nieuwe obligaties uitgegeven met een vergelijkbaar risico en een looptijd van 5 jaar. Deze geven een rente van 7,5% per jaar. 

Zal de koers waartegen je jouw obligatie kunt verkopen hoger of lager dan 100% zijn? 
Lager: een belegger wil jouw obligatie wel kopen, maar tegen een koers waarbij hij gemiddeld 7,5% rendement per jaar heeft. 

Slide 21 - Slide

Koers van een obligatie 
Je hebt een obligatie van € 10.000 nominaal in bezit gekocht tegen een koers van 100%. De komende 5 jaar geeft deze obligatie een vaste rente van 5% per jaar. Je wilt de obligatie verkopen, omdat je het geld nodig hebt voor een wereldreis. 

Op het moment van verkoop worden ook nieuwe obligaties uitgegeven met een vergelijkbaar risico en een looptijd van 5 jaar. Deze geven een rente van 7,5% per jaar. 

Zal de koers waartegen je jouw obligatie kunt verkopen hoger of lager dan 100% zijn? 
Lager: een belegger wil jouw obligatie wel kopen, maar tegen een koers waarbij hij gemiddeld 7,5% rendement per jaar heeft. 

Als de marktrente stijgt zal de koers van een obligatie dalen
Als de marktrente daalt zal de koers van een obligatie stijgen

Slide 22 - Slide

19.3 D: uitwerking volgens lesmethode  
Lening € 1.500.000 tegen 5% per jaar, looptijd 20 jaar met ingangsdatum 1-1-2019 = Annuïteit per jaar € 120.363,89
Aflossing jaar 1 = € 120.363,89 - (0,05 x € 1.500.000) = € 45.363,89

Gevraagd schuldrest 31-12-2024 = eind jaar 6  dus hierna nog 14 annuïteiten te betalen.
 
€ 120.363,89 x 1,05^-1 = aflossing in laatste (20e)  jaar 
€ 120.363,89 x 1,05^-2 = aflossing in één na laatste (19e) jaar 
...
€ 120.363,89 x 1,05^-14 = aflossing eind 2025 


Schuldrest = som van alle toekomstige aflossingen: € 120.363,89 x (1,05^-1 + 1,05^-2+ ......... + 1,05^-14) = € 1.191.438,93

Slide 23 - Slide

19.3 D: alternatieve methode  
Lening € 1.500.000 tegen 5% per jaar, looptijd 20 jaar met ingangsdatum 1-1-2019 = Annuïteit per jaar € 120.363,89
Aflossing jaar 1 = € 120.363,89 - (0,05 x € 1.500.000) = € 45.363,89

Gevraagd schuldrest 31-12-2024 dit is gelijk aan de schuld op 1-1-2025 = schuld begin jaar 7

Rente eind jaar 7 = € 120.363,89 - 45.363,89 x 1,05^6 = € 59.571,94
Dit is de betaalde rente over de openstaande schuld (schuldrest) aan het begin van jaar 7. 
 
Schuldrest begin jaar 7 = € 59.571,94 / 0,05 = € 1.191.438,78  (er kunnen minimale verschillen zijn in uitkomst)

Schuldrest begin jaar n = rente einde jaar n / i

Cw Post restschuld bij n resterende termijnen = Ann x ((1+i)^-n -1) / (1+i)-1

Slide 24 - Slide

Vandaag 
Leerdoelen
  • Je kunt de berekeningen maken met betrekking tot de converteerbare obligatie 

Programma
  • Bespreken opgave 19.5 
  • Theorie converteerbare obligatie 
  • Maken opgaven 19.7 t/m 19.9    
  • Theorie leveranciers- en afnemerskrediet 
  • Maken opgaven 19.11 en 19.12 

Slide 25 - Slide

Opgave 19.5
  • a) € 2.000.000 / € 500 = 4.000
  • b) € 2.000.000 - € 1.960.000 + € 10.000 = € 30.000 
  • c) (€ 1.960.000 + € 10.000) / € 2.000.000 x 100% = 98,5% 
  • d) € 2.000.000 - 6 x € 100.000 = € 1.400.000 

Slide 26 - Slide

Converteerbare obligatielening
  • Lening waarvan de aflossing mogelijk niet in geld, maar in aandelen wordt gedaan
  • Waarom geven ondernemingen een converteerbare obligatie uit in plaats van aandelen of een gewone obligatie? 
  • Keuze kan bij onderneming of belegger liggen (gevolg?)

Slide 27 - Slide

Conversiekoers
  • Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 
Eén obligatie van € 1.000 nominaal kan met bijbetaling van € 200 worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers

Slide 28 - Slide

Conversiekoers
  • Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 
Eén obligatie van € 1.000 nominaal met bijbetaling van € 200 kan worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers
(1.000 + 200)/20= € 60              Gevolg? 

Slide 29 - Slide

Conversiekoers
  • Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 
Eén obligatie van € 1.000 nominaal met bijbetaling van € 200 kan worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers
(1.000 + 200)/20= € 60              Gevolg? € 10 agio per aandeel 

Slide 30 - Slide

Conversie verwerken op de balans
Welke posten wijzigen n.a.v. conversie?

Slide 31 - Slide

Maak opgave 19.9 A t/m D
timer
8:00

Slide 32 - Slide

Leverancierskrediet 
  • Eerst levering product of dienst, betaling volgt later
  • De leverancier verstrekt het krediet 
  • Bij latere betaling loopt de afnemer vaak een betalingskorting mis. 
  • De betalingskorting wordt omgerekend naar een kredietpercentage
  • Productief/ consumptief leverancierskrediet

Slide 33 - Slide

Berekenen kredietpercentage
Product € 2.000 binnen 4 weken te betalen, maar nu direct betalen geeft een korting van 5%. 

Bereken het kredietpercentage (op jaarbasis) ter vergelijking met alternatief betalen ten laste van rekening-courantkrediet. Bereken met behulp van bedragen.

  • Bepaal bedrag korting en bedrag bij directe betaling 
  • € 100 / € 1.900
  • Bepaal verschilbetaaltermijn: 4 weken
  • € 100 / € 1.900 x 52/4 x 100% = 68,4%

Slide 34 - Slide

Berekenen kredietpercentage
Product € 2.000 binnen 4 weken te betalen, maar nu direct betalen geeft een korting van 5%. 

Bereken het kredietpercentage (op jaarbasis) ter vergelijking met alternatief betalen ten laste van rekening-courantkrediet. Berekening kan m.b.v. percentages of bedragen. 

  • bepaal verschil in betalingstermijn: 4 weken 
  • bepaal korting: 5% 
  • berekening: 5/95 x 52/4 x 100% = 68,4% rente op jaarbasis 
  • Nu direct betalen ten laste van rekening-courantkrediet zal waarschijnlijk voordeliger zijn.

Slide 35 - Slide

Afnemerskrediet 
  • Eerst betaling, levering product of dienst volgt later
  • De afnemer verstrekt het krediet 

  • Voorbeelden toepassing: bouw, handel, dienstverlening, speciale orders. 

Slide 36 - Slide

Opgave 19.11, 19.12 en 19.15 maken
Gebruik bij opgave 19.11 voorbeeld 19.3 op blz. 309
timer
15:00

Slide 37 - Slide

Rekening-courantkrediet
  • Rood staan op een betaalrekening voor bedrijven 
  • Kredietplafond = maximumbedrag rood staan 
  • Dispositieruimte = nog op te nemen bedrag 

  • Voorbeelden toepassing: kleine bedrijven, bedrijven met seizoenpieken, anticipatie op emissie aandelen of obligaties 

Slide 38 - Slide

Leasing
Operational
  • Lease inclusief onderhoud en verzekering
  • Off-balance; activa en lening niet op balans
  • Risico economische veroudering ligt bij verhuurder 
  • Leasetermijn = kosten 
  • Opzegbaar op korte termijn
Financial 
  • Huurovereenkomst
  • Onderhoud en verzekering voor rekening huurder
  • On-balance: activa en leaseverplichting op balans > afschrijven mogelijk 
  • Risico economische veroudering bij huurder. 
  • Niet-opzegbaar tijdens looptijd
  • Activa over te kopen na afloop leasetermijn

Slide 39 - Slide

Maak Zelftoetsopgaven 19.1 / 19.2 en 19.7
Eerder klaar? Start met maken review of maak niet opgegeven zelftoetsopgaven. 
timer
20:00

Slide 40 - Slide

Zelftoetsopgave 19.1

Slide 41 - Slide

Zelftoetsopgave 19.2

Slide 42 - Slide

Zelftoetsopgave 19.7

Slide 43 - Slide