Stijlfouten 2 4K

Planning tot SE2
Vandaag: stijlfiguren (als/dan - dubbele ontkenning)
Woensdag: fictietoets - KUN JE NIET VOOR LEREN!

VAKANTIE

Maandag: stijlfiguren (onjuiste herhaling, hen/hun)
Woensdag: oefentoets SE2/leren



1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Planning tot SE2
Vandaag: stijlfiguren (als/dan - dubbele ontkenning)
Woensdag: fictietoets - KUN JE NIET VOOR LEREN!

VAKANTIE

Maandag: stijlfiguren (onjuiste herhaling, hen/hun)
Woensdag: oefentoets SE2/leren



Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les ken je:

  • Dubbele ontkenning
  • Als/dan
  • Onjuiste herhaling
  • Hen/hun

Slide 2 - Slide

Dubbele ontkenning
In zinnen met ‘ontkennende’ woorden wordt soms een tweede ontkenning toegevoegd. Twee keer ontkennen is bevestigen.

Ontkennende woorden zijn: niet, geen, niks, nooit


Slide 3 - Slide

Wat klopt hier niet? Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Open question

Voorbeelden dubbele ontkenning
1. Wij hebben nooit geen problemen (nooit of geen).

2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen (voorkomen of geen).

3. Ik ben daar nooit niet geweest (nooit of niet).

Slide 5 - Slide

Als/dan
Gebruik dan: 
  • Na een vergrotende trap: groter dan, meer dan, beter dan; 
  • Na ander, andere of anders: 

Voorbeeld:
  • Anders dan mijn zus hou ik erg van katten. 
  • Hij is groter dan mijn buurman.
  • Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.

Slide 6 - Slide

Als/dan
Gebruik als: 
  • Bij vergelijkingen met (net) zo ... en even ...
  • Bij een overeenkomt/gelijkheid

Voorbeeld:
  • Donna is even oud als Amber. 
  • Donna is net zo oud als Amber. 

Slide 7 - Slide


Hij weet dat beter ..... ik.
A
als
B
C
dan

Slide 8 - Quiz

Dat nieuwe lokaal heeft dezelfde afmetingen ..... de oude lokalen.
A
als
B
C
dan

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met 'als' en een zin met 'dan'.

Slide 10 - Open question

Onjuiste herhaling
Twee of meer keer wordt hetzelfde woord herhaald door hetzelfde woord of een woord met dezelfde betekenis.

Voorbeeld (fout): Aan die discussie over 'Temptation Island'tijdens iedere pauze vind ik niets aan.

Voorbeeld (goed): Die discussie over 'Tempation Island' tijdens iedere pauze vind ik niets aan.



Slide 11 - Slide

Ik heb geen geld en ik heb er ook geen zin ook. Goed of fout?
A
goed
B
C
fout

Slide 12 - Quiz

Aan de lessen Frans van die leraar heb niets aan gehad. Goed of fout?

A
goed
B
C
fout

Slide 13 - Quiz

Waar, o waar heb dat bestand ook al weer opgeslagen? Goed of fout? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question

Hen/hun
'Hun' gebruik je:
  • om een bezit aan te geven

TIP!
Verander het woord eens in 'mij' of 'mijn': mij = hen en mijn = hun 

Slide 15 - Slide

Hun/hen
Voorbeeld
Anja noteert hen op de lijst. 
Anja noteert hun gegevens op de lijst.

Is deze auto van hen of van jullie?
Is deze auto van hun vader of van jullie vader?

Slide 16 - Slide

Hun/hen
ALTIJD FOUT!!  hun als persoon

hun hebben een mooi huis 
hun komen eraan

Dit moet zijn:

zij / ze hebben een mooi huis
zij / ze komen eraan

Slide 17 - Slide