Vocabulaire (ch. 1)
1 / 15
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
le soupçon
A
de daling
B
de verdenking
C
de plicht
D
de smaak
Slide 2 - Quiz
tromper
A
vergissen
B
zich vergissen
C
bedriegen
D
uitzenden
Slide 3 - Quiz
Quelle est la traduction de "désormais"
Slide 4 - Open question
un défi
A
een ontwerp
B
een bron
C
een waardeoordeel
D
een uitdaging
Slide 5 - Quiz
toenemen
A
pousser à
B
augmenter
C
inciter à
D
favoriser
Slide 6 - Quiz
économe
Slide 7 - Open question
de bedreigde soort
Slide 8 - Open question
au cas ou
Slide 9 - Open question
pas grand-chose
Slide 10 - Open question
erin slagen
A
partager
B
réussir à
C
cultiver
D
proposer à
Slide 11 - Quiz
ne ... aucun
A
noch ... noch
B
niemand
C
geen enkele
D
slechts
Slide 12 - Quiz
het gedrag
A
le comportement
B
le bénévolat
C
la plupart
D
le savoir
Slide 13 - Quiz
ik heb me ontspannen
A
j'ai me détendu
B
je me suis détendu
C
je suis détendu
D
je me détends
Slide 14 - Quiz
d'ailleurs
A
ergens anders
B
zolang
C
trouwens
D
voortaan
