Hoofdletters en Leestekens

DOEL

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je weet waar je hoofdletters moet gebruiken

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's goed gebruiken


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

DOEL

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je weet waar je hoofdletters moet gebruiken

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's goed gebruiken


Slide 1 - Slide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 2 - Slide

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 3 - Mind map


Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 6 - Quiz

Hoofdletters
- Aan het begin van een zin (Maar: 's Ochtends drink ik koffie.)
- Namen: Kees de Jong, Bouwlingstraat, Tilburg, Puma, Kerst
- Woorden die van namen zijn gemaakt
    Brabantse worstenbroodjes

Let op: niet bij woensdag, november, herfst, zuiden!

Slide 7 - Slide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 8 - Slide

PUNTEN

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 9 - Slide

VRAAGTEKENS

- Na een directe vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Wanneer geen vraagteken?

Bij een indirecte vraag gebruik je géén vraagteken.

Ik zou graag weten, wanneer je op school komt.

Slide 10 - Slide

UITROEPTEKENS (1)

- Om aan te geven dat iemand luid roept


'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.



Slide 11 - Slide

UITROEPTEKENS (2)

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 12 - Slide

KOMMA'S (1)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Slide 13 - Slide

KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 14 - Slide

KOMMA'S (3)

- Vóór voegwoorden (omdat, maar, nadat, terwijl, want, zodat. Maar niet bij: EN!


Ik wil naar huis, omdat ik moe ben.

Ik ga naar huis en ik ga op de bank liggen.



Slide 15 - Slide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 16 - Open question

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 17 - Open question

GELEERD

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je weet waar je hoofdletters moet gebruiken

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's goed gebruiken


Slide 18 - Slide