Mijn proefles

Formatieve toets (gram 4)
Persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en vragende voornaamwoorden
Samengestelde en enkelvoudige zinnen
Lijdende en bedrijvende vorm
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Formatieve toets (gram 4)
Persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en vragende voornaamwoorden
Samengestelde en enkelvoudige zinnen
Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 1 - Slide

Thijs herinnerde zich het meisje dat hem zijn telefoon had teruggebracht.
hem is een ... voornaamwoord?
A
bezittelijk
B
aanwijzend
C
vragend
D
persoonlijk

Slide 2 - Quiz

Thijs herinnerde zich het meisje dat hem zijn telefoon had teruggebracht.
zijn is een ...voornaamwoord?
A
bezittelijk
B
aanwijzend
C
vragend
D
persoonlijk

Slide 3 - Quiz

Alysia en Bram hoorden die docent vol enthousiasme over deze film praten.
die is een ... voornaamwoord?
A
bezittelijk
B
aanwijzend
C
vragend
D
persoonlijk

Slide 4 - Quiz

De vrienden op wie hij altijd kon rekenen, zijn beslist niet mijn vrienden.
Hij is een ... voornaamwoord
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
vragend
D
bezittelijk

Slide 5 - Quiz

De vrienden op wie hij altijd kon rekenen, zijn beslist niet mijn vrienden.
mijn is een ... voornaamwoord?
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
vragend
D
bezittelijk

Slide 6 - Quiz

Britt die ik dezelfde krantenstukjes had gestuurd, vond de berichten niet interessant.
ik is een ...voornaamwoord?
A
bezittelijk
B
vragend
C
aanwijzend
D
persoonlijk

Slide 7 - Quiz

Welke tas is van Lisa?
Welke is een .... voornaamwoord
A
bezittelijk
B
vragend
C
aanwijzend
D
persoonlijk

Slide 8 - Quiz

De tas met felle kleuren is van haar.
Haar is een ... voornaamwoord

A
bezittelijk
B
vragend
C
aanwijzend
D
persoonlijk

Slide 9 - Quiz

Welke klasgenoten gaan mee naar London?
Welke is een ... voornaamwoord?
A
bezittelijk
B
vragend
C
aanwijzend
D
persoonlijk

Slide 10 - Quiz

lijdende en bedrijvende zinnen
De zin in de eerste dia staat in de bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Tijn) en een lijdend voorwerp (een computer).
Deze zin kun je in de lijdende (of passieve) vorm (zin volgende dia) zetten. Er veranderen dan drie dingen:
1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden / (zijn) te staan.

Slide 11 - Slide

Tijn koopt een nieuwe laptop
Lijdend of bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 12 - Quiz

De nieuwe laptop wordt door Krijn gekocht.
lijdend of bedrijvend
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 13 - Quiz

Neeltje zoekt een kamer in Eindhoven.
lijdend / bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 14 - Quiz

De menigte werd door de politie verspreid.
lijdend of bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 15 - Quiz

De jas van Louise is meegenomen door Renske.
lijdend of bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 16 - Quiz

Yara kijkt door het zolderraam naar buiten.
lijdend of bedrijvend?
A
lijdend / passief
B
bedrijvend / actief

Slide 17 - Quiz

Vandaag is Daan veertien jaar geworden.
enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quiz

Morgen viert Anthony zijn verjaardag, want gisteren kon hij het niet vieren.
enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quiz

Omdat jij nooit geheimen verklapt, heeft Tim jou verteld dat hij gek is op Janneke.

Enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quiz

Mijn broertje heeft morgen een toets, maar hij heeft geen zin om te leren.
Enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 21 - Quiz

Ik vertel jou een mooi verhaal over Tim.
Enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 22 - Quiz