1M - les voor SO

1M - les voor SO
Lesdoel:
- Je kent de woorden van apprendre 1, 2, 4 et 10
- Je kunt het werkwoord 'zijn' vervoegen
- Je kunt een zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
- Je kunt jezelf voorstellen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1M - les voor SO
Lesdoel:
- Je kent de woorden van apprendre 1, 2, 4 et 10
- Je kunt het werkwoord 'zijn' vervoegen
- Je kunt een zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
- Je kunt jezelf voorstellen

Slide 1 - Slide

être =
A
maken
B
hebben
C
zijn
D
gaan

Slide 2 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 3 - Drag question

Vul de juiste vorm van être in:
Tu ________ à l'école ?
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Nous ________ à la maison.
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Il _________ un garçon.

Slide 6 - Open question

Vul de juiste vorm van être in:
Evelien et Maxime _________ en France.

Slide 7 - Open question

Vertaal: ook
A
aussi
B
grand
C
joli
D
merci

Slide 8 - Quiz

Vertaal: in
A
avec
B
d'accord
C
et
D
dans

Slide 9 - Quiz

Vertaal: het land

Slide 10 - Open question

Vertaal: de stad

Slide 11 - Open question

Vertaal: tot ziens

Slide 12 - Open question

Maak een correcte zin (er blijven woorden over):
la
rue
est
sommes
grande
ami

Slide 13 - Drag question

Maak een correcte zin (er blijven woorden over):
le
garçon
est
la
joli
es

Slide 14 - Drag question

Geef antwoord in een hele zin:
Comment tu t'appelles ?

Slide 15 - Mind map

Geef antwoord in een hele zin:
Tu habites où ?

Slide 16 - Mind map

Bij deze foto hoort:
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 17 - Quiz

Combineer:
il
elle
ils
elles
Lexy
Dilayra
Dane et Sam
Norah et Sasja

Slide 18 - Drag question

Vervang het onderwerp:

Mels =
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 19 - Quiz

Vervang het onderwerp:

Luuk et Sam =
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 20 - Quiz

Vervang het onderwerp:

la classe =
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 21 - Quiz

Geef antwoord in een hele zin:
Tu as quel âge ?

Slide 22 - Mind map

Geef antwoord in een hele zin:
Tu es français(e) ?

Slide 23 - Mind map

Vertaal: regarde
A
lees
B
kijk
C
werk
D
schrijf

Slide 24 - Quiz

Vertaal: réponds
A
luister
B
maak af
C
beantwoord
D
combineer

Slide 25 - Quiz