Economie H3 par.3 Hoe werkt de markt? HSX

Paragraaf 3.3

Hoe werkt de markt?
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.3

Hoe werkt de markt?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Herhaling lesstof vorige keer.
  • Je kunt met voorbeelden aangeven wat het verschil is tussen een homogeen en heterogeen product.
  • Je kunt uitleggen wat een perfect werkende markt is.
  • Je kunt verschillen benoemen tussen de verschillende marktvormen.
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven concurreren op een oligopolistische markt. 
  • Je kunt uitleggen wat monopolisme is.
  • Je kunt van verschillende markten aangeven van welke marktvorm sprake is en waarom.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vorige keer..
De vorige lessen gingen over vraag en aanbod.

Wie kan er iets over vertellen?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Start paragraaf 3
Even opwarmen:

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Noem een verschil tussen Pepsi en Coca-Cola.

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

De markt
Als we bij het vak economie over 'de markt' praten, waar hebben we het dan precies over?




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Heterogeen en homogeen
Om deze paragraaf goed te kunnen begrijpen moeten we eerst het verschil kunnen maken tussen heterogene en homogene producten. 


Wie weet het verschil?


Laten we nu eens kijken of we het bij de volgende producten goed hebben:

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Chips is een …
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een aardappel is een …
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Nu we de begrippen scherp hebben die we moeten kennen om deze paragraaf te snappen gaan we een stap verder.

Kijk maar even mee:

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

- Homogeen: bijv. melk, graan en suiker.

- Heterogeen: bijv. kleding, frisdrank en auto’s.
Er komen nu 2 vragen:

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Veel of weinig aanbieders?
A
Veel
B
Weinig

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Veel of weinig aanbieders?
A
Veel
B
Weinig

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt je voorstellen dat het verschil in het aantal aanbieders allerlei economische gevolgen heeft..

We hebben voor deze verschillen in aantal aanbieders/ in concurrentie dan ook verschillende woorden. 

Kijk maar even mee..

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

Bijv. de markt voor graan en suiker. 

Transparante markt: iedere aanbieder is volledig op de hoogte van wat er op de markt aan de hand is. 

Geen enkele partij is groot genoeg om invloed uit te kunnen oefenen op de prijs. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

Bijv. supermarkten, tankstations, vliegtuigen en mobiele telefoons.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

Bijv. NS en ProRail. 
Oefenen
En dan nu nog een paar vragen om te oefenen..

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Graan is een
A
homogeen product
B
heterogeen product

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

een fiets is een
A
homogeen product
B
heterogeen product

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor een marktvorm past bij de bloemenveiling?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Om welke marktvorm
gaat het hier?
A
Monopolie
B
Volkomen mededinging
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Welke
marktvorm?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de kenmerken van de marktvorm monopolie?
A
1 aanbieder, homogeen product
B
Weinig aanbieders, heterogeen product
C
Veel aanbieders, heterogeen product
D
Veel aanbieders, homogeen product

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de kenmerken van de marktvorm oligopolie?
A
1 aanbieder, homogeen product
B
Weinig aanbieders, heterogeen product
C
Weinig aanbieders, homogeen product
D
Veel aanbieders, homogeen product

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


Tot welke marktvorm behoort suiker?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Resumerend
De lesdoelen waren:
  • Je kunt met voorbeelden aangeven wat het verschil is tussen een homogeen en heterogeen product.
  • Je kunt uitleggen wat een perfect werkende markt is.
  • Je kunt verschillen benoemen tussen de verschillende marktvormen.
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven concurreren op een oligopolistische markt. 
  • Je kunt uitleggen wat monopolisme is.
  • Je kunt van verschillende markten aangeven van welke marktvorm sprake is en waarom.

Doelen bereikt?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

EINDE

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt met voorbeelden aangeven wat het verschil is tussen een homogeen en heterogeen product.

  • Je kunt uitleggen wat een perfect werkende markt is.

  • Je kunt verschillen benoemen tussen de verschillende marktvormen.

  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven concurreren op een oligopolistische markt. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions