Herhalingsles T1 Organen en cellen RK3A

Samenvatten via elo-studiewijzer (.... niveau), wordt gecontroleerd tijdens de toets. Neem je boek dan dus mee!
Nu geen boek bij je? = leren via test jezelfs, oefentoets, extra vragen, plus opdrachten, afsluiting, examenopgaven, biologie met Joost.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Samenvatten via elo-studiewijzer (.... niveau), wordt gecontroleerd tijdens de toets. Neem je boek dan dus mee!
Nu geen boek bij je? = leren via test jezelfs, oefentoets, extra vragen, plus opdrachten, afsluiting, examenopgaven, biologie met Joost.

Slide 1 - Slide

Samenvatten via elo-studiewijzer
wordt gecontroleerd tijdens de toets. Neem je boek dan dus mee!
Nu geen boek bij je? = leren via test jezelfs, oefentoets, extra vragen, plus opdrachten, afsluiting, examenopgaven, biologie met Joost.

Slide 2 - Slide

Samenvatten
Basisstof 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6

Zie link op ELO studiewijzer.
Controle tijdens de toets

Slide 3 - Slide

Quiz

Slide 4 - Slide

Welke van de volgende processen hoort bij stofwisseling?
A
Voortplanting
B
Voeding, ademhaling en uitscheiding
C
Beweging
D
Reageren op prikkels

Slide 5 - Quiz

Welk levenskenmerk is een voorbeeld van het levenskenmerk 'reageren op prikkels'
A
Ademhaling
B
Uitscheiding
C
Groei
D
Beweging

Slide 6 - Quiz

Welke leeftijd heeft een schoolkind
A
1.5-4 jaar
B
4-6 jaar
C
6-12 jaar
D
12-16 jaar

Slide 7 - Quiz

Zet de levensfasen in de goede volgorde.
Baby
Adolescent 
Kind
Kleuter
Oudere
Peuter
Puber
Volwassene

Slide 8 - Drag question

Welke orgaanstelsels zie je hier?
Verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 9 - Drag question

In een organisme komen onder andere cellen, organen, orgaanstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – weefsel – orgaanstelsel.
B
Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel.
C
Weefsel – cel – orgaan – orgaanstelsel
D
Weefsel – cel – orgaanstelsel – orgaan.

Slide 10 - Quiz


Wat voor type weefsel zie je hier?
A
Botweefsel
B
Zenuwweefsel
C
Slijmvliesweefsel
D
Spierweefsel

Slide 11 - Quiz

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s) heet een
A
Orgaan
B
Weefsel
C
Orgaanstelsel
D
Cel

Slide 12 - Quiz

Welke organen zie je in de torso? Combineer de nummers met de juiste organen.
Lever
Dunne darm
Luchtpijp
Hart
Long
Dikke darm
Maag

Slide 13 - Drag question

Orgaan
Weefsel
Orgaanstelsel
Organisme
Cel

Slide 14 - Drag question

Wat voor cel zien we hier?
A
Plantencel
B
Dierencel

Slide 15 - Quiz

Sleep de onderdelen van de dierlijke cel naar de goede plek
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma

Slide 16 - Drag question

Welke soort cel zie je hier?
A
Plantencel
B
Dierencel

Slide 17 - Quiz

Noem een onderdeel van een plantencel dat een dierencel niet heeft.
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Cytoplasma
D
Celwand

Slide 18 - Quiz

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 19 - Drag question

Als een tomaat rijp wordt, welke verandering vindt dan plaats?
A
Zetmeelkorrels worden kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels worden zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels worden bladgroenkorrels
D
Bladgroenkorrels worden kleurstofkorrels

Slide 20 - Quiz

Een diersoort heeft 36 chromosomen in een cel van het oor.
In een beencel komen .... paren chromosomen voor

A
18
B
36
C
72
D
46

Slide 21 - Quiz

Een plantensoort heeft 52 chromosomen in een cel van het blad.

Hoeveel chromosomenparen komen dan voor in een wortelcel van deze plantensoort?
A
26
B
52
C
102

Slide 22 - Quiz


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
een wortel die groeit
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een eicel

Slide 23 - Quiz

Mitose
Meiose

Slide 24 - Drag question

Mitose
Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 25 - Drag question

XX is de moeder en de XY is de vader
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Bij mensen gaat het van 46 => 23 chromosomen
A
Meiose
B
Mitose

Slide 27 - Quiz

Door welk proces worden de dochtercellen net zo groot als de moedercel?
A
Kopiëren
B
Spiraliseren
C
Plasmagroei

Slide 28 - Quiz

Hoe noem je het proces waarbij de chromosoom korter en dikker wordt?
A
Spiraliseren
B
Verdikking
C
Kopiëren
D
Verknippen

Slide 29 - Quiz

Door welk proces bevatten twee DNA-ketens precies dezelfde erfelijke informatie?
A
Kopiëren
B
Spiraliseren
C
Plasmagroei

Slide 30 - Quiz

De kern van een bepaalde cel van een wasbeer bevat 19 chromosomen
Deze cel is een...
A
Geslachtcel
B
Huidcel
C
Darmcel
D
Haarcel

Slide 31 - Quiz

EINDE

Slide 32 - Slide