2024 formuleren

Voorbereiding schrijfexamen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Voorbereiding schrijfexamen

Slide 1 - Slide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren rond 16:00 gebeurt.
B
Het is gisteren rond 16:00 gebeurd.

Slide 2 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt natuurlijk in een oogopslag.
B
Het gebeurd natuurlijk in een oogopslag.

Slide 3 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten de bezoekers zich naar de uitgang.
B
Gisteren haasten de bezoekers zich naar de uitgang.

Slide 4 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 5 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Roos vluchte snel het lokaal in.
B
Roos vluchtte snel het lokaal in.

Slide 6 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 7 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza of heb je liever patat?
B
Houd je van pizza of heb je liever patat?

Slide 8 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een behoorlijk luxe wagen!
B
Je rijd in een behoorlijk luxe wagen!

Slide 9 - Quiz

Welk woord is/welke woorden zijn fout geschreven?
A
nieuwjaars avond
B
Kerstmis
C
Kerstkaartje
D
havo

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?

Ik hou er niet zo van, maar een aantal jongeren ...... abseilen gewoon erg leuk om te doen.
A
vinden
B
vindt

Slide 11 - Quiz

Die of dat?
Het kistje.... daar staat is een erfstuk van mijn opa.
A
die
B
dat

Slide 12 - Quiz

Het afdelingshoofd heeft .... zorgvuldig geïnstrueerd.
A
hun
B
hen

Slide 13 - Quiz

Goed of fout?
Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 14 - Quiz

Goed of fout?
In de bufferweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 15 - Quiz

a. Merel geeft de fles aan de baby die zij uit de magnetron haalt.
b. Merel haalt de fles uit de magnetron en geeft deze aan de baby.
A
Zin a is beter
B
Ze zijn beide niet goed
C
Ze zijn beide goed
D
Zin b is beter

Slide 16 - Quiz

a. Mannen kiezen vaker dan vrouwen ijs als dessert.

b. Mannen kiezen vaker ijs dan vrouwen als dessert.
A
Ze zijn beide goed
B
Zin a is beter.
C
Zin b is beter.
D
Ze zijn beide niet goed

Slide 17 - Quiz

Ik heb het pakketje zelf persoonlijk afgeleverd.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Lees gewoon goede boeken, zoals bijvoorbeeld 'Ach, moedertje', van Hugo Borst.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz


De VS heeft/hebben maatregelen genomen tegen de verruwing van de samenleving

A
heeft
B
hebben

Slide 20 - Quiz

Een aantal student is/zijn best hard aan het werk. De rest doet niks.

A
is
B
zijn

Slide 21 - Quiz

80% procent van de docenten is/zijn niet geschikt voor het vak. :-)
A
is
B
zijn

Slide 22 - Quiz